Proximale femurfracturen bij ouderen in Nederland in de periode 1991-2004: incidentie, sterfte, opnameduur en schatting van de in de toekomst benodigde zorgcapaciteit

Onderzoek
T.P. Saltzherr
H.J. Borghans
R.H.C. Bakker
P.M.N.Y.H. Go
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2599-604
Abstract

Samenvatting

Doel

Berekenen van de incidentie van operaties voor een collum- of pertrochantaire femurfractuur in de afgelopen 15 jaar en schatten van de toekomstige zorgvraag in Nederland voor deze operaties.

Opzet

Retrospectief.

Methode

In de Landelijke Medische Registratie van Prismant werden over de jaren 1991, 1995, 2000 en 2004 de volgende geanonimiseerde gegevens verzameld van alle patiënten die in Nederlandse ziekenhuizen opgenomen werden wegens een heupfractuur: leeftijdsgroep, geslacht, pre- en postoperatieve opnameduur, ontslagbestemming en ziekenhuismortaliteit. Deze werden gerelateerd aan demografische gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek en aan de Primos-prognosecijfers.

Resultaten

De gemiddelde absolute toename in de periode 1991-2004 was lineair, met 230 proximale femurfracturen per jaar. Vrouwen worden 1,5-2 maal zo vaak wegens een heupfractuur geopereerd als mannen van dezelfde leeftijdscategorie. De leeftijdsspecifieke incidentie was over de onderzochte jaren constant, maar het aantal personen per leeftijdsgroep groeide. De gemiddelde pre- en postoperatieve opnameduur halveerde gedurende de studieperiode. De postoperatieve ziekenhuismortaliteit daalde van 8,1 in 1991 tot 5,6 in 2004 en was voor mannen vanaf 70 jaar 1,5 maal zo groot als voor vrouwen in dezelfde leeftijdscategorie. Ten opzichte van 1991 werden in 2004 2,5 maal zoveel patiënten naar een verpleeghuis ontslagen. Op grond van de toenemende vergrijzing dient men in 2010 met 20.200 en in 2020 met 23.900 patiënten met een te opereren heupfractuur rekening te houden.

Conclusie

Jaarlijks nam in de periode 1991-2004 het aantal operaties voor een heupfractuur toe met 230 en dit hing nauw samen met de vergrijzing van de bevolking. In de onderzochte jaren was de incidentie in dezelfde leeftijdscategorieën bij vrouwen groter, maar mannen hadden een hogere ziekenhuismortaliteit. De dalende ziekenhuismortaliteit en de afname van de opnameduur in het ziekenhuis zal naar schatting de behoefte aan verpleeghuiszorg voor deze patiëntencategorie doen toenemen.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2599-604

Auteursinformatie

Ziekenhuis Hilversum, afd. Chirurgie, Hilversum.

Hr.T.P.Saltzherr, assistent-geneeskundige.

Prismant, Nieuwegein.

Mw.H.J.Borghans, senior adviseur; hr.R.H.C.Bakker, medewerker informatieproducten.

St. Antonius Ziekenhuis, afd. Heelkunde, Nieuwegein.

Hr.dr.P.M.N.Y.H.Go, chirurg.

Contact hr.T.P.Saltzherr, Govert Flinckstraat 48-2, 1072 EJ Amsterdam (tpsaltzherr@hotmail.com)

Verbeteringen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

A.C.
Nieuwenhuijzen Kruseman

Maastricht, december 2006,

Collega Saltzherr et al. maken in hun artikel over de incidentie van operaties voor een collum- of femurfractuur in de afgelopen jaren een schatting van de in de toekomst benodigde zorg voor patiënten met een heupfractuur (2006:2599-604). Op basis van de verwachte bevolkingsopbouw in de nabije toekomst en de leeftijdspecifieke incidentie van heupfracturen rekenen zij uit hoeveel voorzieningen voor behandeling en nazorg van patiënten met een heupfractuur de komende jaren nodig zullen zijn. Alhoewel aan de absolute stijging van heupfracturen de komende jaren niet getwijfeld kan worden, is hun scenario ons inziens toch te pessimistisch en wordt voorbijgegaan aan de betekenis van primaire preventie.

Andere studies laten een afname van de absolute incidentie van heupfracturen zien.1 Onduidelijk is vooralsnog waardoor precies de incidentie van heupfracturen daalt. Deels zal dit een gevolg zijn van verbetering van de volksgezondheid waardoor op middelbare leeftijd een hogere piekbotmassa kan worden bereikt, deels doordat ook voor ouderen meer aandacht wordt besteed aan lichaamsbeweging en valpreventie, maar deels ook vanwege de toegenomen aandacht voor osteoporose en hoe de gevolgen daarvan te verminderen. Naast conservatieve maatregelen zoals stoppen met roken, gezonde voeding en voldoende zonlicht, betreft dit voldoende inname van calcium en vitamine D en behandeling van patiënten met een verhoogd risico voor een fractuur met medicamenten die de botmassa en -sterkte verbeteren.

Uiteraard onderschrijven wij het pleidooi van Saltzherr et al. voor een aan de vraag aangepast zorgaanbod. Het gaat ons inziens daarbij echter niet alleen om secundaire, maar ook om primaire preventie. Voorkómen is beter dan genezen. Het lijkt erop dat voor een heupfractuur instrumenten beschikbaar zijn gekomen waarmee wij winst kunnen behalen.2

A.C. Nieuwenhuijzen Kruseman
E. Pijpers
Literatuur
  1. Kannus P, Niemi S, Parkkari J, Palvanen M, Vuori I, Järvinen M. Nationwide decline in incidence of hip fracture. J Bone Miner Res. 2006;21:1836-8.

  2. Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. Osteoporose. Tweede herziene richtlijn. Alphen aan den Rijn: Van Zuiden Communications; 2002.

Leiden, december 2006,

Collega Saltzherr et al. (2006:2599-604) schrijven de toename van het aantal patiënten opgenomen in een ziekenhuis vanwege een acute heupbreuk in de afgelopen decennia toe aan de voortgaande vergrijzing van de Nederlandse bevolking en voorspellen een verdere toename van het aantal opnamen, tenzij de preventie van osteoporose en van de gevolgen van vallen effect sorteert. In afwachting daarvan zijn vooral ook curatieve en revaliderende maatregelen nodig.

Gegevens uit de Landelijke Medische Registratie geven echter een eenzijdig beeld omdat verschuivingen in de zorgketen hierin niet worden geregistreerd. Zo is het in 2004 naar een verpleeghuis ontslagen percentage van 24,3 van de geopereerde patiënten onwaarschijnlijk laag. Immers, respectievelijk 15 en 25% (tezamen 40%) van de met een heupbreuk in het ziekenhuis opgenomen patiënten verbleef voordien al in een verpleeghuis of een verzorgingshuis.1 2 Vanuit een algemeen ziekenhuis en vanuit het universitair medisch centrum in Rotterdam werd gedurende 1998-1999 zelfs 51% van alle ouderen, die 90% van de groep patiënten met een heupbreuk vormen, naar een verpleeghuis ontslagen.3 4 Van hen bleken de totale opnameduur (ziekenhuis en aansluitend verpleeghuis), comorbiditeit, complicaties en sterfte nauwelijks te veranderen indien men de postoperatieve revalidatie versneld verplaatste van het ziekenhuis naar een gespecialiseerd verpleeghuis. Wel verschoven de gemaakte kosten van diagnostiek en behandeling van complicaties naar het verpleeghuis. Meer dan 90% van de patiënten maakte gemiddeld 3 complicaties door waarvan een kwart tot verminderd functioneren leidde.

De behoefte aan revaliderende verpleeghuiszorg is dan ook groter dan de auteurs aangeven. Bovendien moet men hierbij rekening houden met een toename van de kosten en van de behoefte aan deskundigheid voor het diagnosticeren en behandelen van complicaties.

R. van Balen
Literatuur
  1. Koot VCM. Heupfracturen bij ouderen in de stad Utrecht [proefschrift]. Utrecht: Universiteit Utrecht; 1997.

  2. Vugt AB van, Touw CR. Kwantificering van te langdurige ziekenhuisopname (‘verkeerde-beddenproblematiek’); heupfracturen bij bejaarden. [LITREF JAARGANG="1994" PAGINA="1806-10"]Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:1806-10.[/LITREF]

  3. Balen R van, Steyerberg EW, Cools HJM, Polder JJ, Habbema JDF. Early discharge of hip fracture patients from hospital: transfer of costs from hospital to nursing home. Acta Orthop Scand. 2002;73:491-5.

  4. Balen R van, Steyerberg EW, Polder JJ, Ribbers TL, Habbema JDF, Cools HJM. Hip fracture in elderly patients: outcomes for function, quality of life, and type of residence. Clin Orthop Relat Res. 2001;(390):232-43.