Samenvatting
- Het classificeren van diabetes mellitus is niet altijd eenvoudig, maar is van klinisch belang wegens de verschillen in behandeling, prognose en overerving.
- Bij jonge patiënten met acute symptomen van hyperglykemie en een lage ‘body mass index’ (BMI) is de diagnose ‘diabetes mellitus type 1’ evident en moet men zo snel mogelijk beginnen met insulinetherapie.
- De aanwezigheid van doofheid bij patiënten met geringe klachten en een zeer positieve familieanamnese doet denken aan een maternale dan wel mitochondriale vorm van diabetes: ‘maternal inherited diabetes and deafness’ (MIDD).
- Indien doofheid niet aanwezig is, moet bij dezelfde groep patiënten gedacht worden aan ‘maturity-onset diabetes of the young’ (MODY).
- Bij een niet-acute presentatie van hyperglykemie en een niet-uitgesproken familieanamnese kan de BMI van de patiënt helpen bij de te nemen volgende stappen.
- Een voorgesteld stroomdiagram kan in de praktijk eenvoudig worden toegepast voor de classificatie en de behandeling van patiënten met hyperglykemie.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1007-12
(Geen onderwerp)
Eindhoven, mei 2006,
Collega’s Simsek et al. (2006:1007-12) stellen vast dat het vaak niet eenvoudig is om patiënten bij wie de diagnose ‘diabetes mellitus’ is gesteld nader te classificeren. Om tot een juiste classificatie te komen, stellen zij een richtlijn voor die onder andere uitgaat van de ‘body mass index’ (BMI, uitgedrukt in kg/m2). Hierin wordt voor de BMI een grenswaarde van 25 kg/m2 aangehouden. Boven deze waarde is er overgewicht en moet men volgens de voorgestelde richtlijn en bijbehorend stroomdiagram denken aan diabetes mellitus type 2. Voor de volwassen populatie zal het voorgestelde stroomdiagram goed kunnen werken. Indien de auteurs het ook voor kinderen willen laten gelden, is aanpassing ervan echter gewenst, aangezien de BMI op de kinderleeftijd zowel leeftijds- als geslachtsgebonden is. Wij willen de suggestie doen om, als men de voorgestelde richtlijn toepast bij kinderen, uit te gaan van de standaarddeviatiescore voor de BMI, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht. Een in de literatuur geaccepteerde grenswaarde voor overgewicht is voor volwassenen 25 kg/m2 ofwel +1 SD. Bij kinderen wordt de grenswaarde voor overgewicht in de referentiediagrammen voor de BMI weergegeven door een lijn die gelijkloopt met +1,1 SD; deze grenswaarde is dus geen absolute waarde.1-3 Een voorbeeld: een Nederlands meisje van 10 jaar met een BMI van 20 kg/m2 zit hiermee op +1,2 SD (te berekenen met de online-TNO-groeicalculator: http://groeiweb.pgdata.nl/calculator.asp) en heeft dus overgewicht. Als zij hyperglykemie heeft, zal men met de door ons gesuggereerde aanpassing van de richtlijn eerder denken aan diabetes mellitus type 2.
Cole TJ, Bellizzi MC, Flegal KM, Dietz WH. Establishing a standard definition for child overweight and obesity worldwide: international survey. BMJ. 2000;320:1240-3.
Hirasing RA, Fredriks AM, Buuren S van, Verloove-Vanhorick SP, Wit JM. Toegenomen prevalentie van overgewicht en obesitas bij Nederlandse kinderen en signalering daarvan aan de hand van internationale normen en nieuwe referentiediagrammen. [LITREF JAARGANG="2001" PAGINA="1303-8"]Ned Tijdschr Geneeskd. 2001;145:1303-8.[/LITREF]
Fredriks AM, Buuren S van, Wit JM, Verloove-Vanhorick SP. Body index measurements in 1996-7 compared with 1980. Arch Dis Child. 2000;82:107-12.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, juni 2006,
Wij hebben met belangstelling de ingezonden brief van de collegae Van Aerde et al. naar aanleiding van ons artikel gelezen. Het is mooi dat men de door ons voorgestelde indeling met een kleine aanvulling ook wel binnen de kindergeneeskunde zou kunnen gebruiken.