Matige klachten van recidiverende keelontstekingen of hypertrofie van de neus- en keelamandelen: adenotonsillectomie niet effectiever dan een expectatief beleid; een gerandomiseerde interventiestudie

Onderzoek
B.K. van Staaij
E.H. van den Akker
M.M. Rovers
G.J. Hordijk
A.W. Hoes
A.G.M. Schilder
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:2052-6
Abstract

Samenvatting

Doel

Bepalen of kinderen met matige klachten van recidiverende keelontstekingen of hypertrofie van de neus- en keelamandelen baat hebben bij adenotonsillectomie.

Opzet

Open gerandomiseerde interventiestudie.

Methode

Geïncludeerd werden 300 kinderen in de leeftijd van 2-7 jaar die in aanmerking kwamen voor adenotonsillectomie. Geëxcludeerd werden kinderen met C 7 keelontstekingen per jaar of met sterke aanwijzingen voor het obstructief slaap-apnoesyndroom. De onderzoeksgroep werd gerandomiseerd naar adenotonsillectomie of een expectatief beleid. Controles vonden plaats na 3, 6, 12, 18 en 24 maanden. De primaire uitkomstmaat was de incidentie van koorts. Secundaire uitkomstmaten waren onder andere de incidentie van keelontstekingen, keelpijn, bovensteluchtweginfecties en kwaliteit van leven.

Resultaten

De onderzoeksgroep bestond uit 153 meisjes en 147 jongens, met een gemiddelde leeftijd van 4,5 jaar. Kinderen in de adenotonsillectomiegroep hadden 0,21 (95-BI: –0,12-0,54) minder koortsepisoden per persoonsjaar; 0,21 (95-BI: 0,06-0,36) minder keelontstekingen, en 0,53 (95-BI: 0,08-0,97) minder bovensteluchtweginfecties dan kinderen in de niet-chirurgische groep. De verschillen waren voor kinderen met 3-6 keelontstekingen in het jaar voor de trial groter dan voor kinderen met 0-2 keelontstekingen. Voor kwaliteit van leven werden geen klinisch relevante verschillen gevonden.

Conclusie

Adenotonsillectomie bood bij kinderen met matige klachten van recidiverende keelontstekingen en/of hypertrofie van de neus- en keelamandelen geen klinisch relevante voordelen ten opzichte van een expectatief beleid.

Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:2052-6

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum Utrecht, Huispost KE 04.140.5, Postbus 85.090, 3508 AB Utrecht.

Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde: mw.dr.B.K.van Staaij, huisarts; mw.dr.M.M.Rovers, epidemioloog (tevens: afd. Keel-, Neus- en Oorheelkunde); hr.prof.dr.A.W.Hoes, klinisch epidemioloog.

Afd. Keel-, Neus- en Oorheelkunde: mw.dr.E.H.van den Akker, hr.prof.dr.G.J.Hordijk en mw.dr.A.G.M.Schilder, kno-artsen.

Contact mw.dr.A.G.M.Schilder (a.schilder@umcutrecht.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

K.
Hillen-de Bruijn

Nijmegen, december 2005,

Wij hebben het artikel van Van Staaij et al. (2005:2052-6) besproken in onze onderwijsgroep van 2e-jaars huisartsen-in-opleiding.

De auteurs concluderen dat adenotonsillectomie geen klinisch relevante voordelen biedt ten opzichte van een expectatief beleid bij kinderen met matige klachten van recidiverende keelontstekingen en/of hypertrofie van de neus- en keelamandelen. Zij komen tot deze conclusie na een ‘intention-to-treat’-analyse van hun gegevens. Echter, liefst 50 van de 149 kinderen in de niet-chirurgische groep werden alsnog geopereerd. Wij zijn benieuwd hoe dit gegeven de conclusie van de onderzoekers beïnvloed heeft. Hoe luidt de conclusie na een ‘per-protocol’-analyse? Bestaat er dan wel een voordeel ten opzichte van een expectatief beleid? Nu bestaat er ons inziens een onderschatting van het verschil: bij deze 50 kinderen was het resultaat mogelijk beter en dit kan de resultaten binnen de niet-chirurgische groep als geheel positiever hebben gekleurd. In dat geval kan adenotonsillectomie dus wél een effectievere behandeling zijn dan een expectatieve. Wij zijn dan ook benieuwd naar de uitkomsten van een per-protocolanalyse en horen daarnaast graag de reden(en) voor operatie en de kenmerken van deze kinderen. Op basis daarvan kunnen wij ongeruste ouders beter uitleggen waarom er bij hun kind wel dan geen operatie nodig is.

K. Hillen-de Bruijn
L. Franke