Samenvatting
De kritiek op de farmaceutische industrie neemt toe en het vertrouwen van de bevolking lijkt te dalen. De industrie functioneert op de scheidslijn van twee werelden: de wereld van de gezondheidszorg als sociaal systeem en die van een wereldwijde competitieve industrie, waarin velen werk vinden. De twee werelden worden verbonden door clinici die zich inzetten voor de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen. Het spanningsveld tussen het marktdenken en het verlenen van zorg komt ook voor in de gezondheidszorg en in de wetenschap. De kritiek moet serieus worden genomen. De oplossing ligt in het zelfreinigend vermogen en niet in een nieuwe rol van de overheid of in toenemende regelgeving.
Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:1007-9
(Geen onderwerp)
Leiden, april 2005,
Lagosuchus talampayensis was een kleine voorganger van de dinosaurussen, die een belangrijke evolutionaire innovatie bevatte, namelijk de plaatsing van het heupgewricht boven de knie. In tegenstelling tot bij de reptielen, die als zij groter werden steeds moeilijker gingen lopen, maakte dit arrangement dieren van enorme grootte mogelijk. Het is waarschijnlijk dat de evolutie grotere dieren in gedachten had toen door een meteoor in Yucatan de plantengroei radicaal veranderde; de rest is geschiedenis.
De farmaceutische industrie heeft zich na het uitvinden van de chemische synthese en nadat ze zich had gerealiseerd dat kleine moleculen grote effecten op de fysiologie kunnen hebben tot vergelijkbare grootte ontwikkeld. Net als de dinosaurussen merkt deze bedrijfstak dat het moeilijker wordt om eten te vinden. De makkelijk bereikbare vruchten zijn geplukt en werkelijke innovatie is niet meer zo zeker als vroeger. Het vinden van verbeteringen in veel therapeutische gebieden is moeilijk en bij de geringste toename van de incidentie van bijwerkingen valt ook deze vrucht rot op de grond voordat ervan gegeten kan worden. De kritische houding van de consument (lees: overheid, artsen en patiënten) is aan het toenemen en de gewenste omzetten kunnen niet meer worden gehaald. De gedachte dat aandeelhouderswaarde het enige is dat een bedrijf aantrekkelijk maakt, is erg logisch als de aandelen stijgen. Als dat niet meer zo is, wordt er kritisch naar de nieuwe producten gekeken.
Dat is slecht nieuws en de pessimist kan zich niet onttrekken aan de gedachte dat de industrie de weg van de dinosaurussen opgaat. De boven de struikelende giganten vliegende aasgieren worden door Siemons (2005:1007-9) weggewuifd met bekende argumenten die langzamerhand verouderd zijn: de industrie is een belangrijke economische partij; innovatie kan alleen plaatsvinden in een kapitalistische maatschappij. Mensen die kritiek hebben op de industrie verdienen zelf ook hun geld aan zieken, en onethisch gedrag is hun ook niet vreemd. De oplossing van Siemons voor dit alles is transparantie – het medicijn voor alles wat niet goed gaat. Ik maak me grote zorgen als een keurig bedrijf als Organon een programma ‘Corporate social responsibility’ moet gaan opzetten, waarmee respect, vertrouwen en integriteit aan de wetenschappers moeten worden uitgelegd. Hoe waren zij dan daarvoor?
Tot slot de grootaandeelhouders, want onze pensioenen zitten volgens Siemons in de industrie geïnvesteerd en dat noopt tot voorzichtigheid. In het rapport ‘Pharma futures’ (www.pharmafutures.org) geven de drie grootste pensioenfondsen van de wereld, waaronder het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, aan dat de industrie meer moet doen dan alleen de ramen openzetten en het schoonmaakbedrijf binnenhalen. Het model dat aangeeft hoe gewerkt en geïnnoveerd wordt, zou drastisch op de schop moeten.
Er bestaat weinig twijfel over dat de industrie zal overleven, mogelijk in een andere vorm, en dat fascinerende nieuwe en werkzame geneesmiddelen uit een bedrijfsmatige activiteit zullen blijven ontstaan. Alle partijen kunnen misschien troost vinden in het feit dat onze eigen heup-knieanatomie nog erg lijkt op die van de Lagosuchus, zodat wij kunnen aannemen dat echt goede ideeën hun eigen weg wel weten te vinden.