Osteotomie ter hoogte van de knie voor jonge patiënten met gonartrose

Klinische praktijk
R.W. Brouwer
J.A.N. Verhaar
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:1955-60
Abstract

Samenvatting

- Jonge patiënten met gonartrose die onvoldoende baat hebben bij conservatieve therapie kunnen met een correctie-osteotomie behandeld worden.

- Artrose van één compartiment heeft vaker een mechanische oorzaak dan artrose van de gehele knie.

- Patiënten met artrose van het mediale compartiment hebben vaak een genu varum (O-been) en patiënten met artrose van het laterale compartiment een genu valgum (X-been).

- Het doel van een correctie-osteotomie is de belasting naar het goede compartiment te verplaatsen, waardoor de symptomen verminderen en een artroplastiek kan worden uitgesteld.

- In retrospectieve studies leidde de ingreep bij 28-87 van de patiënten tot minder pijn, een betere kniefunctie of tot uitstel van de plaatsing van een knieprothese.

- Mogelijke complicaties zijn pseudartrose, trombo-embolie, contractuur van de patellapees, N.-peroneusuitval en compartimentsyndroom.

- Het resultaat van een osteotomie bij gonartrose is afhankelijk van een nauwkeurige patiëntenselectie, de mate van artrose en het aanbrengen van de correctie van de belastingsas, die vóór de operatie is berekend.

Auteursinformatie

Erasmus Medisch Centrum, afd. Orthopedie, Rotterdam.

Hr.R.W.Brouwer (thans: Martini Ziekenhuis, Postbus 30.033, 9700 RM Groningen) en hr.prof.dr.J.A.N.Verhaar, orthopedisch chirurgen.

Contact hr.R.W.Brouwer (r.w.brouwer@mzh.nl)

Verbeteringen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

E.L.F.B.
Raaymakers

Amsterdam, oktober 2004,

De publicatie van Brouwer en Verhaar (2004:1955-60) is van groot belang, met name ook voor de eerstelijnsgeneeskunde. Zij laten duidelijk zien dat er bij gonartrose nog steeds indicaties zijn voor een minder ingrijpende operatie dan de totaleknieartroplastiek.

Op één punt verschil ik van mening met hen: het ideale moment waarop een correctieosteotomie rond de knie moet worden uitgevoerd. In het artikel wordt gesteld: ‘Een relatief jonge patiënt met invaliderende knieklachten en een genu varum of genu valgum arthroticum wordt in eerste instantie conservatief behandeld. [. . .] Als deze conservatieve behandeling onvoldoende effect heeft, kan een operatieve therapie overwogen worden.’ Dat betekent dat een patiënt die wel goed reageert op de conservatieve therapie met zijn mechanisch ongunstige knie blijft doorlopen. Hij of zij mag dan misschien minder pijn hebben, de overbelasting van het slechtste compartiment gaat onverminderd door, waardoor artrose en beenasafwijking toenemen. Deze negatieve spiraal dient mijns inziens door een correctie van de beenas te worden doorbroken, hoe eerder, hoe beter.

Het is mijn ervaring en overtuiging dat bij een patiënt met een beenasafwijking die artroseklachten heeft en bij wie radiologisch en/of artroscopisch degeneratieve afwijkingen zijn aangetoond, geen indicatie bestaat voor conservatieve maatregelen, maar dat in een zo vroeg mogelijk stadium van de ziekte een correctie van de beenas dient plaats te vinden. Dan zijn van zo'n ingreep de beste resultaten te verwachten. In de Nederlandse vakliteratuur is dit een onderbelicht onderwerp. Door Holden et al., die de lotgevallen van 51 patiënten beschrijven met een follow-up van 10 jaar, werd een duidelijke relatie gevonden tussen een operatie in een vroeg stadium van de artrose en een goed resultaat.1 Tot dezelfde conclusie kwamen Vainionpaa et al., die de resultaten publiceerden van 92 knieën die gemiddeld 7 jaar na een valgiserende osteotomie waren onderzocht. Zij schreven dat bij hun patiënten de beste resultaten werden verkregen in knieën met geringe artrose in één compartiment.2

Coventry komt tot dezelfde conclusies.3 Krackow vertolkt de mening van ondergetekende het best:4 ‘Het heeft me altijd verbaasd waarom men met de anders zo goed geïndiceerde osteotomie-ingreep terughoudend zou moeten zijn tot symptomen verslechteren. Het lijkt ongepast tegen een patiënt te zeggen dat hij of zij pas mag terugkomen wanneer de pijn zo verergerd is dat die niet meer te verdragen is. Ook wachten totdat conservatieve behandeling faalt, lijkt suboptimaal. Dat zou zin kunnen hebben als de patiënt bijna de leeftijd heeft voor een artroplastiek. [. . .] Het osteotomieverhaal lijkt een beetje op de situatie dat de voorbanden van een auto asymmetrisch afslijten. Wij zouden niet moeten wachten tot ze vroegtijdig verslijten; uitlijning voor en achter, dat willen we bereiken.’

E.L.F.B. Raaymakers
Literatuur
  1. Holden DL, James SL, Larson RL, Slocum DB. Proximal tibial osteotomy in patients who are fifty years old or less. A long-term follow-up study. J Bone Joint Surg Am 1988;70:977-82.

  2. Vainionpaa S, Laike E, Kirves P, Tiusanen P. Tibial osteotomy for osteoarthritis of the knee. A five to ten-year follow-up study. J Bone Joint Surg Am 1981;63:938-46.

  3. Coventry MB. Osteotomy about the knee for degenerative and rheumatoid arthritis. J Bone Joint Surg Am 1973;55:23-48.

  4. Krackow KA. Proximal tibial osteotomy: where did you go? J Arthroplasty 2004;19(4 Suppl 1):5-8.

Rotterdam, november 2004,

Collega Raaymakers ondersteunt onze conclusie dat een correctieosteotomie van het been een goede behandeling is van een varus- of valgusgonartrose. Hij stelt echter dat het nog beter zou zijn om in een eerder stadium van het artroseproces tot deze ingreep over te gaan. Hij suggereert daarbij de ingreep uit te voeren als er wel klachten zijn die passen bij artrose, maar nog geen of heel weinig daarbij passende röntgenafwijkingen. De suggestie lijkt logisch en is ook door anderen naar voren gebracht. De resultaten zijn ook in deze groep goed. Het gevaar is echter dat ook patiënten worden geopereerd die verder een gunstig beloop van hun klachten zouden hebben gehad. Naar onze mening is er geen enkele wetenschappelijke ondersteuning voor de suggestie van Raaymakers. Eerder of zelfs profylactisch opereren kan leiden tot onnodige ingrepen, terwijl het beloop van het artroseproces op individueel niveau niet valt te voorspellen. Een correctieosteotomie is geen kleine ingreep en heeft de nodige complicaties. Vooralsnog willen wij ons beperken tot de indicaties die wij hebben geformuleerd in ons artikel.

R.W. Brouwer
J.A.N. Verhaar