Kliniek en beleid bij jongeren met alcoholintoxicatie op de afdelingen voor spoedeisende hulp in de regio Den Haag, 1999-2001

Onderzoek
M.E.F. Wilsterman
N. Dors
A.J. Sprij
J.M. Wit
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:1496-500
Abstract

Samenvatting

Doel

Analyseren van de bevindingen bij jongeren van 12-17 jaar die op de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH) werden gezien als gevolg van overmatig alcoholgebruik.

Opzet

Retrospectief.

Methode

Van de jongeren van 12-17 jaar die met een alcoholintoxicatie (≥ 1 promille) in de periode 1999-2001 werden gezien op de SEH van het Leids Universitair Medisch Centrum, het Juliana Kinderziekenhuis, het Medisch Centrum Haaglanden, locatie Westeinde, of het Ziekenhuis Leyenburg werden kliniek, laboratoriumwaarden en gevoerd beleid nagegaan.

Resultaten

Het aantal patiënten bedroeg in de 3 achtereenvolgende jaren respectievelijk 19, 18 en 51; er waren in totaal 58 jongens en 30 meisjes. Bepalingen en onderzoekingen waren bij wisselende aantallen patiënten verricht/vastgelegd. De oorzaak van de intoxicatie was meestal sterke drank, ingenomen met vrienden. 60 van de patiënten had een Glasgow-comascore < 15. 30 van de patiënten werd opgenomen. Bij 25 was er een alcoholgerelateerd ongeval vóór het bezoek aan de SEH. Er bleek weinig aandacht te zijn voor nazorg in de vorm van een vervolgafspraak.

Auteursinformatie

Leids Universitair Medisch Centrum, afd. Kindergeneeskunde, Leiden.

Hr.M.E.F.Wilsterman, assistent-geneeskundige (thans: Academisch Ziekenhuis, Beatrix Kinderkliniek, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen); hr.prof.dr.J.M.Wit, kinderarts.

Juliana Kinderziekenhuis, afd. Kindergeneeskunde, 's-Gravenhage.

Mw.N.Dors, assistent-geneeskundige (thans: Leids Universitair Medisch Centrum); mw.A.J.Sprij, kinderarts.

Contact hr.M.E.F.Wilsterman (m.e.f.wilsterman@bkk.azg.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Bergen Op Zoom, augustus 2004,

Collega's Wilsterman et al. beschrijven helder de kliniek bij alcoholintoxicaties bij jongeren (2004:1496-500), waarbij zij duidelijk maken dat deze intoxicatie ook ernstige complicaties met zich mee kan brengen. Minder helder is het artikel over de vraag wanneer nu over te gaan tot opname. Verschillen tussen bijvoorbeeld kinderartsen en chirurgen in hun onderzoek zijn duidelijk, maar auteurs geven niet aan wat het beste beleid zou zijn. Als forensisch arts heb ik ervaring met de beoordeling van geïntoxiceerde arrestanten in de politiecel en wil ik, ondanks een wezenlijk verschil in populatie, een aanvulling geven.

In de forensisch-geneeskundige praktijk achten wij een persoon geschikt voor insluiting in een politiecel (geen medische zorg noodzakelijk) als deze bij medische beoordeling in ieder geval georiënteerd is in plaats of persoon, normale uitslagen heeft voor ademhaling en circulatie en normale pupilreacties vertoont. Daarnaast mogen er geen aanwijzingen zijn voor overmatig drugsgebruik anderszins (heteroanamnese en nagaan in kleding en/of auto), en geen aanwijzingen voor serieuze traumata. Glucosemeting geschiedt op indicatie, bijvoorbeeld als de kenmerkende alcoholfoetor ontbreekt.

De eis van minimale oriëntatie heeft te maken met het feit dat als deze afwezig is, controle in de loop van de tijd door een leek niet meer mogelijk is (ten gevolge van opname van alcohol en/of drugs in het gastro-intestinale systeem). Immers, bij adequate oriëntatie is uitvoering van een wekadvies met de vraag ‘hoe heet je?’ of ‘waar ben je?’ mogelijk door een leek (bij mijn populatie de arrestantenverzorger) en kan bij problemen de patiënt alsnog naar een ziekenhuis gestuurd worden.

Bij een Glasgow-comascore van 13 of meer is er in het algemeen sprake van oriëntatie. Als de genoemde beleidslijn bij volwassenen doorgetrokken wordt naar jongeren, dan zou dat betekenen dat uitgaande van figuur 3 circa 13 jongeren in aanmerking kwamen voor opname. ‘Circa’ omdat als ik de figuur lees ik niet tot totaal 49, maar tot 45 kinderen kom, en omdat een comascore van 13 niet per se gepaard gaat met georiënteerd-zijn. Als deze suggestie opgevolgd wordt, dan betekent dit dat circa 66&percnt; van de kinderen direct dan wel na een korte observatie huiswaarts kon keren met een wekadvies aan de verzorgende. Mogelijk is dit percentage iets hoger omdat in figuur 3 ook de 2 kinderen met een schedeltrauma onder de 13 gescoord zullen hebben. Dit lijkt mij een goede middenweg tussen het beleid van de kinderartsen (8&percnt;) en dat van de chirurgen (92&percnt;) (percentages volgens tabel 2, waarbij langdurige redenen voor opnamen niet meegeteld zijn).

In de forensische praktijk demonstreer ik de uitvoering van dit wekadvies overigens voor de arrestantenverzorger. Het is dan snel duidelijk of dit begrepen wordt door de leek. In de kliniek bij jongeren zou op deze wijze huiswaarts sturen pedagogisch voor alle betrokkenen een goede les kunnen zijn.

Tenslotte wil ik nog opmerken dat hoewel zuivere alcoholintoxicaties letaal kunnen aflopen, het grootste gevaar toch gevormd wordt door polydrugsgebruik. Als gemeentelijk lijkschouwer ben ik verschillende malen geconfronteerd met de letale afloop van polydrugsgebruik en zelden of niet met een dergelijke afloop door zuiver alcoholgebruik. Goed doorvragen en controleren van kleding op restanten of verpakkingen van hydroxyboterzuur (GHB), ecstasy, amfetaminen, cocaïne en dergelijke zijn hierom essentieel. Middelen als ecstasy en GHB die via het gastro-intestinale stelsel gedurende uren na gebruik nog worden opgenomen, zijn berucht. Vermoedens van het gebruik ervan zijn reden voor opname tenzij er tijdens een korte observatieperiode op de eerstehulpafdeling objectief herstel is via een verbetering of optimaal blijven van de Glasgow-comascore of vitale functies.

E.P. Paling