Hartfalen in de dagelijkse praktijk: patiëntenkenmerken, diagnostiek en behandeling

Onderzoek
M.J. Lenzen
J.P. Ottervanger
W.J.M. Scholte Op Reimer
C.M.H.B. Lucas
M.L. Simoons
E. Boersma
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:943-7
Abstract

Samenvatting

Doel

Inventarisatie van algemene kenmerken, diagnostiek en behandeling van patiënten met hartfalen. Vergelijking van patiënten in de dagelijkse praktijk met die opgenomen in geneesmiddelenonderzoek. Evaluatie van de toepassing van bestaande richtlijnen betreffende de diagnostiek en de behandeling van hartfalen.

Opzet

Observationeel onderzoek.

Methode

Gegevens werden verzameld van patiënten met hartfalen die waren opgenomen in een ziekenhuis in de periode 1 maart-31 augustus 2000. Inclusiecriteria waren: de klinische diagnose ‘hartfalen’ of behandeling met een lisdiureticum om een andere reden dan nierfalen. Dit onderzoek maakte deel uit van de ‘EuroHeart survey on heart failure’, die plaatsvond in 115 Europese ziekenhuizen (24 landen), waarvan 2 in Nederland.

Resultaten

In Nederland werden gegevens verzameld van 101 patiënten en in geheel Europa van 10.701 patiënten. In de Nederlandse groep was de gemiddelde leeftijd 68 jaar en 43 was vrouw. Ischemisch hartlijden had 71 van de patiënten, kleplijden 49 en 35 van de patiënten was bekend wegens hypertensie. Bij > 90 van de patiënten werden ECG, thoraxfoto en echocardiogram gemaakt. Echocardiografie werd minder vaak verricht bij oudere patiënten en bij patiënten op een niet-cardiologische afdeling. Bij 64 was er een systolische linkerventrikel(LV)-disfunctie. Diuretica werden gebruikt door 87, angiotensineconverterend-enzym(ACE)-remmers door 68, bètablokkers door 32, digitalis door 50, calciumantagonisten door 25 en spironolacton door 7 van de patiënten. Nederlandse patiënten vertoonden grote overeenkomsten met patiënten elders uit Europa. Tussen de populatie uit dit onderzoek en uit gerandomiseerde klinische studies bestonden belangrijke verschillen, onder andere in leeftijd, geslacht en systolische LV-disfunctie.

Conclusie

Hoewel de verrichte diagnostiek bij patiënten met hartfalen vaak conform de richtlijnen was, werd een belangrijk deel van de patiënten slechts gedeeltelijk volgens de richtlijnen behandeld. Patiënten met hartfalen in de dagelijkse praktijk verschilden van patiënten in klinische studies.

Auteursinformatie

Erasmus Medisch Centrum, Thoraxcentrum, afd. Cardiologie, H554, Dr. Molewaterplein 40, 3015 GD Rotterdam.

Hr.drs.M.J.Lenzen, gezondheidswetenschapper; mw.dr.W.J.M.Scholte op Reimer, gezondheidswetenschapper-epidemioloog; hr.prof.dr.M.L. Simoons, cardioloog; hr.dr.ir.E.Boersma, klinisch epidemioloog.

Isala Klinieken, afd. Cardiologie, Zwolle.

Hr.dr.J.P.Ottervanger, cardioloog.

Academisch Ziekenhuis, afd. Cardiologie, Maastricht.

Contact Mw.dr.C.M.H.B.Lucas, cardioloog (m.lenzen@erasmus.mc.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Dalfsen, mei 2004,

Lenzen et al. (2004:943-7) inventariseren de algemene kenmerken van patiënten met hartfalen op basis van observationeel onderzoek. Zij wijzen erop dat er grote verschillen bestaan tussen patiëntenpopulaties die deelnemen aan klinische geneesmiddelenstudies en de populatie in hun onderzoek. Zij beschrijven dat de 101 opgenomen patiënten met hartfalen in hun onderzoek een gemiddelde leeftijd van 68 jaar hadden en een aanzienlijke comorbiditeit, en dat 43% vrouw was. In klinisch geneesmiddelenonderzoek waren de deelnemers jonger, waren mannen in de meerderheid en werden patiënten met comorbiditeit geweerd. Op grond hiervan spreken zij bij hun onderzoekspopulatie van hartfalen in de dagelijkse praktijk.

Onzes inziens had de titel eigenlijk moeten luiden: ‘Hartfalen in de dagelijkse cardiologische praktijk’. Er zijn namelijk grote verschillen tussen patiënten met hartfalen in de cardiologische praktijk en in de huisartspraktijk. In de recent verschenen ‘Tweede nationale studie’ met een onderzoekspopulatie van circa 400.000 personen waren 2772 patiënten bekend wegens hartfalen, 45% was man en 55% vrouw.1 De gemiddelde leeftijd van de mannen was 75 jaar, die van de vrouwen ruim 79 jaar. Van de vrouwen was 75% 75 jaar of ouder, 75% van de mannen was 70 jaar of ouder. De incidentie bedroeg 2‰, de prevalentie 7,4‰.

Deze cijfers zijn vergelijkbaar met gegevens uit de Continue Morbiditeits Registratie (CMR) van de vakgroep Huisartsgeneeskunde van het Universitair Medisch Centrum St Radboud te Nijmegen.2 In deze huisartspopulatie van circa 15.000 patiënten bleek de incidentie van hartfalen 1,8‰. Bij alle patiënten in de CMR werd gecontroleerd of de diagnose ‘hartfalen’ terecht was gesteld. Uiteindelijk werd 42% van de door de huisarts gediagnosticeerde patiënten verwezen naar de cardioloog. Het aantal personen dat werd verwezen, nam sterk af met de leeftijd. Onder de leeftijd van 65 jaar werden alle patiënten verwezen, in de leeftijdgroep 75-79 jaar werd de helft verwezen naar de cardioloog, terwijl boven de 80 jaar niemand werd verwezen. De verwijzingen naar de cardioloog vonden in het merendeel van de gevallen (82%) plaats binnen een week na het stellen van de diagnose.

De ‘patiënt met hartfalen in de dagelijkse huisartspraktijk’ is een bejaarde vrouw van rond de 80 jaar. Zij is nooit voor haar hartfalen verwezen en wordt behandeld door haar huisarts. Als huisarts merken wij vaker dat een specialist er geen zicht op heeft hoe de patiëntenpopulatie voor een bepaalde kwaal is opgebouwd. De patiëntenpopulatie met hartfalen in de dagelijkse cardiologenpraktijk is een selectieve populatie, die in vele opzichten afwijkt van de algemene populatie met de betreffende ziekte.

F.J.M. Bongers
J.C. Bakx
Literatuur
  1. Linden MW van der, Westert GP, Bakker DH de, Schellevis FG. Tweede nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. Klachten en aandoeningen in de bevolking en in de huisartspraktijk. Utrecht/Bilthoven: NIVEL/RIVM; 2004.

  2. Bongers FJM, Bakx JC, Heesakkers WHJ, Lisdonk EH van de. De patiënt met hartfalen in de huisartspraktijk. Hartbulletin 2003;34:4-7.

Rotterdam, juni 2004,

Inderdaad kan niet worden uitgesloten, zoals collega's Bongers en Bakx duidelijk maken, dat het in dit observationeel onderzoek, zoals ook aangegeven in de beschouwing, gaat om een geselecteerde groep patiënten met hartfalen. Helaas is selectiebias nooit uit te sluiten, ook niet binnen de eerste lijn. Ook hier zullen mensen niet gediagnosticeerd zijn. Hoewel de dagelijkse praktijk waarnaar het artikel verwijst zich niet beperkt tot cardiologische afdelingen (patiënten werden ook geïncludeerd vanuit internistische, chirurgische en geriatrische afdelingen), werden geen patiënten geïncludeerd vanuit de eerste lijn. Bongers en Bakx maken dan ook duidelijk hoe belangrijk het voor de praktijk is om een goed beeld te krijgen van de totale patiëntenpopulatie, zowel in de eerste als in de tweede lijn. De resultaten van de ‘Tweede nationale studie’ en de CMR in Nederland laten een aanzienlijk leeftijdsverschil met zowel Nederlandse patiënten als overige Europese patiënten zien, zoals geregistreerd in de ‘Euro heart survey’. Een vergelijking tussen dit onderzoek en de min of meer gelijktijdig uitgevoerde IMPROVEMENT-studie onder hartfalenpatiënten in de eerste lijn laat nauwelijks verschillen in leeftijd zien.2 Wel was de gemiddelde leeftijd van patiënten met hartfalen, die via de 78 in Nederland bij IMPROVEMENT betrokken huisartsen werden geïncludeerd, iets hoger (72 jaar) dan het Europees gemiddelde in deze studie (70 jaar). Een vergelijking op basis van de gegevens van de twee Nederlandse ziekenhuizen uit ons artikel en op basis van verschillende literatuurbronnen, lijkt inderdaad aannemelijk te maken dat de gemiddelde leeftijd van hartfalenpatiënten in de huisartspraktijk hoger ligt dan in het ziekenhuis.

M.J. Lenzen
J.P. Ottervanger
Literatuur
  1. Cleland JG, Swedberg K, Follath F, Komajda M, Cohen-Solal A, Aguilar JC, et al. The EuroHeart Failure survey programme – a survey on the quality of care among patients with heart failure in Europe. Part 1: patient characteristics and diagnosis. Eur Heart J 2003;24:442-63.

  2. Cleland JGF, Cohen-Solal A, Aguilar JC, Dietz R, Eastaugh J, Follath F, et al. Improvement programme in evaluation and management. Study Group on Diagnosis of the Working Group on Heart Failure of The European Society of Cardiology. Management of heart failure in primary care (the IMPROVEMENT of Heart Failure Programme): an international survey. IMPROVEMENT of Heart Failure Programme Committees and Investigators. Lancet 2002;360:1631-9.