Onthoudingsverschijnselen bij een neonatus na blootstelling aan venlafaxine tijdens de zwangerschap

R.A. de Moor
L. Mourad
J. ter Haar
A.C.G. Egberts
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147:1370-2
Abstract

Samenvatting

Bij een pasgeboren jongetje traden onthoudingsverschijnselen op, toegeschreven aan het gebruik van venlafaxine wegens depressie door de moeder tijdens de zwangerschap. De symptomen bestonden uit motorische onrust, hypertonie, ‘jitteriness’, overprikkeldheid en voedingsproblemen. De diagnose werd bevestigd door een tijdelijke vermindering van de klachten na het geven van een lage dosis (1 mg) venlafaxine aan de jongen. Uiteindelijk namen de symptomen spontaan af en waren ze na ruim 1 week verdwenen. Bij het gebruik van venlafaxine tijdens het derde trimester van de zwangerschap dient, evenals bij andere antidepressiva die de serotonineheropname remmen, rekening te worden gehouden met neonatale onthoudingsverschijnselen.

Auteursinformatie

TweeSteden ziekenhuis, Postbus 90.107, 5000 LA Tilburg.

Afd. Kindergeneeskunde: R.A.de Moor, kinderarts.

Afd. Gynaecologie: J.ter Haar, gynaecoloog.

Ziekenhuisapotheek Midden-Brabant: L.Mourad en prof.dr.A.C.G. Egberts, ziekenhuisapothekers.

Contact R.A.de Moor (rdmoor@tsz.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Nijmegen, juli 2003,

Met interesse lazen wij de recente bijdrage van collegae De Moor et al. (2003:1370-2). Graag zouden wij een korte aanvulling willen geven.

Voor een tijdige herkenning en adequate behandeling van onthoudingsverschijnselen bij de pasgeborene is een goede beschrijving van de klinische presentatie essentieel. Niet zelden treden – net als bij de door De Moor et al. beschreven patiënt – neurologische verschijnselen op. Meestal worden deze beschreven als hyperactiviteit, prikkelbaarheid, tremoren of simpelweg ‘spiertrekkingen’. Ook wordt vaak de Angelsaksische term ‘jitteriness’ gebruikt, helaas meestal zonder dat hiervan een nadere beschrijving wordt gegeven.

Mogelijk is deze inconsistente en weinig precieze terminologie ervoor verantwoordelijk dat de spiertrekkingen in de literatuur vaak worden geïnterpreteerd – en dientengevolge ook behandeld – als epileptische aanvallen.1-4 Het gaat echter lang niet altijd om epileptische aanvallen,5 evenmin als bij de door De Moor et al. beschreven patiënt. Deze auteurs geven namelijk een heel goede beschrijving van de door hen waargenomen jitteriness, te weten ‘regelmatige tremorachtige bewegingen in reactie op een prikkel, zonder afwijkingen in de oogmotoriek of de ademhaling en te stoppen door flexie van de extremiteiten’ (onze cursivering). De regelmaat van de geobserveerde bewegingen zou nog geïnterpreteerd kunnen worden als een epileptische aanval, maar het stimulussensitieve karakter sluit dit eigenlijk uit en wijst op het bestaan van zogenaamde stimulussensitieve myoklonieën. Naast aanraking vormen ook akoestische stimuli – zoals het alarm van de monitor of pulsoxymeter op een neonatale intensivecareafdeling – bekende prikkels die dergelijke myoklonieën kunnen uitlokken. Daarentegen kunnen de myoklonieën vaak kortdurend onderbroken worden door de extremiteiten vast te pakken. Ze treden vaak meer synchroon op aan beide zijden van het lichaam dan bij een epileptische aanval. Bij een gegeneraliseerde epileptische aanval zijn er bovendien meestal schokkende oogbewegingen of een tonisch gedevieerde oogstand, maar ook deze ontbraken bij de beschreven patiënt. Tijdens een gegeneraliseerde epileptische aanval treden doorgaans ook veranderingen op van de vitale functies (hypertensie, saturatiedalingen en soms apneus), maar dat is niet zo tijdens een episode van gegeneraliseerde myoklonieën. Tenslotte blijft het bewustzijn tijdens de myoklonieën intact (tenzij de onderliggende neurologische aandoening leidt tot een bewustzijnsdaling), terwijl het bewustzijn per definitie gestoord is tijdens een gegeneraliseerde epileptische aanval. Bij twijfel aan het klinische beeld kan een elektro-encefalogram (EEG) uitkomst bieden, omdat bij stimulussensitieve myoklonieën geen epileptiforme afwijkingen in het routine-EEG optreden, ook niet ten tijde van de trekkingen.

De term ‘stimulussensitieve’ myoklonieën wijst derhalve op een karakteristiek, goed herkenbaar patroon van bewegingsstoornissen en deze term wordt als zodanig veel gebruikt door neurologen. Helaas geven kinderartsen en neonatologen nog vaak de voorkeur aan de term ‘jitteriness’. Wij willen een consequent gebruik van de aanduiding ‘stimulussensitieve myoklonieën’ aanbevelen, met name om een helder onderscheid te maken met (al dan niet gegeneraliseerde) epileptische aanvallen. Dit is belangrijk, enerzijds omdat gegeneraliseerde myoklonieën regelmatig voorkomen als neonataal abstinentieverschijnsel na maternaal medicijngebruik, anderzijds omdat abusievelijk behandelen met anti-epileptica – zoals fenobarbital – ineffectief is en zelfs kan leiden tot een paradoxale toename van de verschijnselen.5 Een effectieve behandeling voor de myoklonieën door abstinentie bestaat uit toediening aan de neonaat van een lage dosis van het door de moeder gebruikte medicament, zodat een geleidelijker daling van serumconcentratie optreedt.

B.R. Bloem
D.W.E. Roofthooft
G.J. Lammers
A.J. de Beaufort
O.F. Brouwer
Literatuur
  1. Musa AB, Smith CS. Neonatal effects of maternal clomipramine therapy. Arch Dis Child 1979;54:405.

  2. Cowe L, Lloyd DJ, Dawling S. Neonatal convulsions caused by withdrawal from maternal clomipramine. Br Med J (Clin Res Ed) 1982;284:1837-8.

  3. Garbis-Berkvens JM, Stricker BHCh, Zijden WA van der. Neurologische verschijnselen bij pasgeborenen als gevolg van het gebruik van psychofarmaca in de zwangerschap. [LITREF JAARGANG="1993" PAGINA="1885-7"]Ned Tijdschr Geneeskd 1993;137:1885-7.[/LITREF]

  4. Bromiker R, Kaplan M. Apparent intrauterine fetal withdrawal from clomipramine hydrochloride. JAMA 1994;272:1722-3.

  5. Bloem BR, Lammers GJ, Roofthooft DW, Beaufort AJ de, Brouwer OF. Clomipramine withdrawal in newborns. Arch Dis Child Fetal Neonatal Ed 1999;81:F77.

R.A.
de Moor

Tilburg, augustus 2003,

Wij delen de mening van collegae Bloem et al. dat een goede beschrijving van de neurologische verschijnselen bij het optreden van onthoudingsverschijnselen essentieel is. De termen ‘stimulussensitieve myoklonieën’ en ‘jitteriness’ zijn ons inziens echter uitwisselbaar, daar de definitie van de term ‘jitteriness’ geheel overeenkomt met die van de aanbevolen term ‘stimulussensitieve myoklonieën’, inclusief het onderscheid met epileptische aanvallen.1 2

R.A. de Moor
L. Mourad
J. ter Haar
A.C.G. Egberts
Literatuur
  1. Avery GB, Fletcher M, MacDonald MG. Neonatology: pathophysiology and management of the newborn. 4th ed. Philadelphia: Lippincott; 1994.

  2. Rennie JM, Roberton NRC. Textbook of neonatology. 3rd ed. Edinburgh: Churchill Livingstone; 1999.