Nadelige effecten van passief roken op het (ongeboren) kind

Klinische praktijk
W. Hofhuis
P.J.F.M. Merkus
J.C. de Jongste
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146:356-9
Abstract

Samenvatting

- De schadelijke effecten van passief roken op de gezondheid van (ongeboren) kinderen blijven onderbelicht, terwijl wel veel onderzoek naar deze effecten is verricht.

- Passief roken tijdens de zwangerschap gaat samen met een lager geboortegewicht, een kleinere schedelomtrek en een veel hogere incidentie van wiegendood.

- Blootstelling aan sigarettenrook leidt ook tot een verminderde longfunctie en een grotere kans op (ernstigere) infecties, waaronder bronchiolitis door respiratoir syncytieel virus, meningokokkenziekte en middenoorontsteking.

- Er is geen verband tussen passief roken en de ontwikkeling van allergisch astma, maar wel leidt passief roken tot een hogere frequentie van luchtwegsymptomen bij kinderen met en zonder astma.

- Tenslotte is er een verband tussen passief roken en gedragsstoornissen, zoals aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD), aangetoond.

- Passief roken tijdens de zwangerschap lijkt nog schadelijker dan postnataal passief roken. Een causaal verband wordt vaak gesuggereerd, of wordt aangetoond in dierexperimenteel onderzoek.

- Een laag geboortegewicht in het algemeen heeft een ongunstige prognostische betekenis voor het ontstaan van chronische aandoeningen zoals hypertensie, cardiovasculaire aandoeningen en diabetes mellitus type 2 op volwassen leeftijd.

- De vergaande kennis over de negatieve gezondheidseffecten van meeroken door (ongeboren) kinderen verdient meer aandacht in voorlichtingscampagnes tegen het roken en bij de begeleiding van zwangeren.

Auteursinformatie

Erasmus Medisch Centrum, Sophia Kinderziekenhuis, afd. Longziekten, Postbus 2060, 3000 CB Rotterdam.

W.Hofhuis, arts-onderzoeker; dr.P.J.F.M.Merkus en prof.dr.J.C.de Jongste, kinderartsen-pulmonologen.

Contact dr.P.J.F.M.Merkus (merkus@alkg.azr.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, maart 2002,

Terecht vroegen Hofhuis et al. aandacht voor de invloed van het roken tijdens en na de zwangerschap op het kind; zij gaven een goed overzicht van veel nadelige effecten (2002:356-9). Graag wil ik daarbij twee kanttekeningen maken.

De eerste geldt de morfologische afwijkingen die door roken ontstaan in de placenta. Daarvoor noemden Hofhuis et al. als referentie een artikel uit 1992,1 waarin enkele afwijkingen werden beschreven in de placenta bij zwangerschappen die in het eerste trimester werden afgebroken. Hiermee gaan auteurs echter voorbij aan het feit dat al vanaf 1982 Nederlandse onderzoekers veel uitgebreider afwijkingen beschreven bij aterm geboren placenta's van rokende moeders.2-4 Daarbij werden onder meer beschreven een kleinere diameter van de capillairen in de villi, vermindering van het aantal vasculo-syncytiële membranen en een verdikking van de basale membraan, afwijkingen die naar alle waarschijnlijkheid de gaswisseling bemoeilijken en daarmee een mogelijke verklaring bieden voor de nadelige invloed van roken op het ongeboren kind.

De tweede kanttekening geldt de invloed van roken op het geboortegewicht. De auteurs stellen dat roken tijdens de zwangerschap oorzaak is van een lager geboortegewicht. Dat is juist, maar een verschil van ruim 200 g bij aterm geboren kinderen is niet het belangrijkste; veel vrouwen zien dat zelfs als gunstig omdat zij denken dat de bevalling dan gemakkelijker zal zijn. Ernstiger is dat er een verschuiving optreedt naar de lagere percentielgroepen van het geboortegewicht. De laagste groep (percentiel < 2,3) bleek bij rokende moeders 9,5&percnt; van alle kinderen te omvatten, met een relatief risico van circa 4 op ernstige groeivertraging en alle nadelige gevolgen van dien.5 Het laatstgenoemde onderzoek is ook in dit tijdschrift gepubliceerd.6

P.E. Treffers
Literatuur
  1. Jauniaux E, Burton GJ. The effect of smoking in pregnancy on early placental morphology. Obstet Gynecol 1992;79(5 (Pt 1)):645-8.

  2. Veen F van der, Fox H. The effects of cigarette smoking on the human placenta: a light and electron microscopic study. Placenta 1982; 3:243-56.

  3. Velde WJ van der, Copius Peereboom-Stegeman JHJ, Treffers PE, James J. Structural changes in the placenta of smoking mothers: a quantitative study. Placenta 1983;4:231-40.

  4. Velde WJ van der, Copius Peereboom-Stegeman JHJ, Treffers PE, James J. Basal lamina thickening in the placentae of smoking mothers. Placenta 1985;6:329-40.

  5. Velde WJ van der, Treffers PE. Smoking in pregnancy: the influence on percentile birth weight; mean birth weight, placental weight, menstrual age, perinatal mortality and maternal diastolic blood pressure. Gynecol Obstet Invest 1985;19:57-63.

  6. Velde WJ van der, Salvatore CM, Treffers PE. De invloed van roken tijdens de zwangerschap op de geboortegewichtspercentielen. [LITREF JAARGANG="1987" PAGINA="1809-13"]Ned Tijdschr Geneeskd 1987;131:1809-13.[/LITREF]

Rotterdam, maart 2002,

Wij danken collega Treffers voor zijn nuttige aanvullingen. Hij wijst daarbij op het Nederlandse onderzoek dat is verricht naar placenta's van rokende moeders. Echter, bij de keuze van de referenties hebben wij ernaar gestreefd om zoveel mogelijk aan recente overzichtsartikelen te refereren.

Het tweede punt betreft de verschuiving naar lagere percentielgroepen van het geboortegewicht als gevolg van roken tijdens de zwangerschap. Wij delen de mening van Treffers dat een laag geboortegewicht vooral een reflectie is van een slechtere kwaliteit van leven tijdens de zwangerschap, die niet alleen gepaard gaat met lagere kwantiteit van organen, maar vooral met een lagere kwaliteit van functioneren van verschillende organen. Door velen worden de effecten van prenataal roken ten onrechte gerelativeerd door te redeneren dat het gewicht meestal een inhaalgroei vertoont. Echter, omdat de groei en de ontwikkeling van diverse organen verstoord raken in een kritische fase, is er van een kwalitatieve inhaalgroei van die organen geen sprake. Wij hopen door het overzichtsartikel de betrokken collegae een beter beeld te verschaffen van de zeer uiteenlopende en voor het kind wellicht levenslange consequenties van het roken door zwangeren.

W. Hofhuis
J.C. de Jongste
P.J.F.M. Merkus

Leiden, maart 2002,

Met veel belangstelling lazen wij de bijdrage van Hofhuis et al. (2002:356-9). Zij geven aan dat passief roken door (ongeboren) kinderen een belangrijke oorzaak is van acute en chronische, mogelijke levenslange, morbiditeit. Zij wijzen erop dat beleid nodig is om ervoor te zorgen dat kinderen voor en na de geboorte niet blootgesteld worden aan passief roken. Wij zijn het hier volledig mee eens. De auteurs zijn er echter blijkbaar niet van op de hoogte dat dergelijk beleid al bestaat: het voorlichtingsprogramma getiteld ‘Roken? Niet waar de kleine bij is’.

Dit programma is door Defacto voor een Rookvrije Toekomst (voorheen Stichting Volksgezondheid en Roken) en TNO Preventie en Gezondheid ontwikkeld. Het programma is gebaseerd op onderzoek naar de factoren van invloed op het wel of niet (laten) roken in het bijzijn van hun kinderen door Nederlandse ouders.1 Sinds 1998 geven medewerkers van de jeugdgezondheidszorg voor zuigelingen en kleuters aan de hand van dit programma systematisch voorlichting aan ouders over (de gevolgen van) passief roken door jonge kinderen en in 2001 gebruikte 71&percnt; van de jeugdverpleegkundigen dit programma.2 Belangrijk daarbij is dat men in de Nederlandse jeugdgezondheidszorg 97&percnt; van de Nederlandse kinderen van 0 tot 4 jaar regelmatig ziet.3 Voorlopige resultaten uit onderzoek van TNO laten zien dat deze activiteiten tot een sterke afname van de blootstelling geleid hebben.

Ook wat betreft preventieve activiteiten van andere zorgverleners is het artikel van Hofhuis et al. incompleet. Het voorlichtingsprogramma ‘Roken? Niet waar de kleine bij is’ biedt namelijk tevens ondersteuning aan kraamverpleegkundigen, huisartsen, kinderartsen, longartsen en kno-artsen. In samenwerking met de beroepsgroep ontwikkelt Defacto zelfs een bijscholingsmodule van ‘Roken? Niet waar de kleine bij is’ voor kinder(long)artsen. Voor zwangeren heeft de Universiteit van Maastricht in samenwerking met Defacto een minimale interventiestrategie voor verloskundigen ontwikkeld. Verloskundigen kunnen deze strategie gebruiken om zwangeren en hun partner te steunen bij het stoppen met roken. Onderzoek laat zien dat deze methode effectief is en Defacto zal deze vanaf 1 september 2002 landelijk implementeren.4

Verder presenteren de auteurs cijfers over de prevalentie van passief roken. Terecht geven zij aan dat nog steeds een hoog percentage van de kinderen in Nederland meerookt. De genoemde prevalentie van passief roken door Nederlandse zuigelingen van 57&percnt; is echter te hoog. Ze lijkt te zijn gebaseerd op een onjuiste interpretatie van de betreffende cijfers.5 Het percentage gaat namelijk alleen over die zuigelingen die wonen in een gezin waarbij in huis wordt gerookt, terwijl de auteurs ervan uitgaan dat het slaat op alle onderzochte zuigelingen. Het juiste percentage is 36. De auteurs maken dezelfde fout bij het percentage zuigelingen voor wie geldt dat in bijzijn van het kind gerookt wordt tijdens het voeden en tijdens autoritten. De juiste cijfers zijn hier respectievelijk 6 en 7&percnt;, en niet 19 en 9&percnt;.

Tot slot geven Hofhuis et al. een korte opsomming van de gevolgen van passief roken door (ongeboren) kinderen. Hierbij zijn zij vrijwel volledig, vooral de relatie passief roken met meningokokkenziekte en met aandachtstekortstoornis-hyperactiviteitstoornis (ADHD) is interessant. Wel missen wij de relatie tussen passief roken en excessief huilen door baby's.6 7

Ondanks deze kritiek zijn wij het volledig met de auteurs eens dat passief roken door het ongeboren en geboren kind een risicofactor is voor een aantal gezondheidsproblemen en dat ernaar gestreefd moet worden om deze blootstelling te verminderen.

M.R. Crone
S.A. Reijneveld
P. van Soelen
Literatuur
  1. Crone MR, Reijneveld SA, Burgmeijer RJ, Hirasing RA. Factors that influence passive smoking in infancy: a study among mothers of newborn babies in the Netherlands. Prev Med 2001;32:209-17.

  2. Crone MR, Verlaan M, Willemsen MC, Soelen P van, Reijneveld SA, Paulussen TGWM. De continuering van gebruik van het voorlichtingsprogramma ‘Roken? Niet waar de kleine bij is’. Leiden: TNO Preventie en Gezondheid; 2001.

  3. Hirasing RA, Zaal MAE van, Meulmeester JF, Verbrugge JF. Child health in the Netherlands. Leiden: TNO Preventie en Gezondheid; 1997.

  4. Bakker M. Pregnancy, a window of opportunity to quit smoking &lsqb;proefschrift&rsqb;. Maastricht: Universiteit Maastricht; 2001.

  5. Nederlands Instituut voor de Publieke Opiniepeiling (NIPO). Continu onderzoek rookgewoonten 2000-III (in opdracht van Defacto, voorheen Stivoro, te Den Haag). Amsterdam: NIPO; 2000.

  6. Reijneveld SA, Brugman E, Hirasing RA. Infantile colic: maternal smoking as potential risk factor. Arch Dis Child 2000;83:302-3.

  7. Haggart M, Giblin MJ. Passive smoking and colic-like behaviour in babies. Health Visit 1988;61:81-2.

Rotterdam, maart 2002,

Wij zijn collegae Crone et al. erkentelijk voor hun reactie, waarin zij de aandacht vestigen op het voorlichtingsprogramma ‘Roken? Niet waar de kleine bij is’, van Defacto (voorheen Stivoro). Deze actie, alsmede de bijscholingsactiviteiten van Defacto, zijn ons goed bekend. Het doel van ons artikel was een duidelijk algemeen overzicht te verschaffen over de onderzochte effecten van passief roken op het (ongeboren) kind, om zo bij te dragen aan de bewustwording van deze onderbelichte problematiek. Het viel buiten het doel van ons artikel om te wijzen op lopende voorlichtingscampagnes. Wij delen niet de mening van de auteurs dat ons artikel hierdoor incompleet zou zijn, maar wij willen deze gelegenheid graag benutten om onze grote waardering voor de activiteiten van Defacto uit te spreken.

Het tweede punt betreft de onjuiste interpretatie door ons van de gegevens van het NIPO.1 Het aantal zuigelingen dat aan passief roken wordt blootgesteld, is lager dan eerder door ons vermeld. Echter, het juiste percentage van 36 verandert weinig aan de strekking van ons artikel en betekent dat er numeriek nog steeds zeer veel zuigelingen worden blootgesteld aan passief roken.

W. Hofhuis
P.J.F.M. Merkus
J.C. de Jongste
Literatuur
  1. Nederlands Instituut voor de Publieke Opiniepeiling (NIPO). Continu onderzoek rookgewoonten 2000-IV (in opdracht van Defacto, voorheen Stivoro, te Den Haag). Amsterdam: NIPO; 2000.

Utrecht, april 2002,

Met belangstelling lazen wij het artikel van Hofhuis et al. (2002:356-9). Zij geven een indrukwekkende lijst van effecten van passief roken door kinderen, die ons sterkt bij de voorlichting aan ouders van jonge kinderen. Als werkers in de jeugdgezondheidszorg, consultatiebureau(CB)-artsen en wijkverpleegkundigen in de jeugdgezondheidszorg, zien wij 95-99&percnt; van alle pasgeborenen en hun ouders. Wij doen er veel aan om de beschikbare informatie over de nadelige effecten van passief roken over te dragen aan ouders, onder andere in samenwerking met Defacto (voorheen stichting Stivoro). Daarom verbaast het ons dat wij niet genoemd worden in het rijtje van voorlichters.

Chr. den Besten,