Meningitis na triviale hondenbeet

Klinische praktijk
G.A. Kampinga
A.E. Bollen
H.J.M. Harmsen
H.G. de Vries-Hospers
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146:73-6
Abstract

Samenvatting

Een 63-jarige gezonde man kreeg acute meningitis. Het Gram-preparaat van de liquor toonde Gram-negatieve staven die moeizaam groeiden. De bacterie werd met sequentieanalyse van 16S-ribosomaal RNA geïdentificeerd als Capnocytophaga canimorsus, een orale commensaal onder andere bij honden. Bij navragen meldde patiënt een oppervlakkige hondenbeet. In een gingiva-uitstrijk van zijn hond waren C. canimorsus-cellen aantoonbaar met fluorescentie-in-situ-hybridisatie met specifieke DNA-probes. De geïsoleerde stammen van de patiënt en de hond waren identiek. Patiënt herstelde snel na behandeling met cefotaxim. Infecties met C. canimorsus houden verband met een verminderde weerstand (met name asplenie en alcoholabusus), maar bij 40 van de patiënten zijn geen risicofactoren aanwijsbaar. Gedocumenteerde infecties betreffen voornamelijk sepsis of meningitis, met een sterfte van rond de 30. Vanwege de moeizame groei kan de bacterie gemist worden in routinekweken. Bij een onbegrepen sepsis of meningitis dient daarom expliciet gevraagd te worden naar dierencontact.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Groningen.

Afd. Medische Microbiologie: mw.dr.G.A.Kampinga (thans: Laboratorium voor de Volksgezondheid in Friesland, Postbus 21.020, 8900 JA Leeuwarden) en mw.dr.H.G.de Vries-Hospers, artsen-microbiologen.

Rijksuniversiteit, faculteit der Medische Wetenschappen, afd. Medische Microbiologie, Groningen.

Dr.ir.H.J.M.Harmsen, microbioloog.

Contact Afd. Neurologie: mw.A.E.Bollen, assistent-geneeskundige (g.a.kampinga@lvf.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, januari 2002,

Collegae Kampinga et al. maken melding van een ernstige complicatie van een hondenbeet (2002:73-6).

Het is bekend dat hondenbeten kunnen leiden tot ernstige complicaties. Hoewel niet elke beet in een ernstige complicatie zal resulteren, verdient het aanbeveling de beetwonden adequaat te behandelen. Deze behandeling dient, naast de chirurgische wondbehandeling, aangevuld te worden met een antibioticaprofylaxe.1 Dit geldt voor alle beetverwondingen die ernstig genoeg zijn om behandeld te worden, dus niet alleen ‘beetwonden die ontstaan zijn bij personen met een verhoogd risico op ernstige infectie’, zoals in het artikel gesuggereerd wordt. Een triviale hondenbeet dient, zoals ook uit het artikel van Kampinga et al. blijkt, altijd serieus genomen te worden.

P. Patka
Literatuur
  1. Patka P, Boogaard jr AEJM van den, Wesdorp RIC. De behandeling van honde- en kattebeten. [LITREF JAARGANG="1990" PAGINA="995-8"]Ned Tijdschr Geneeskd 1990;134:995-8.[/LITREF]

Leeuwarden, januari 2002,

Wij danken collega Patka voor zijn reactie op ons artikel. Het is geenszins onze bedoeling geweest te suggereren dat antibiotische profylaxe alleen geïndiceerd is bij bijtwonden bij personen met een verhoogd risico op infecties. Wij hebben willen benadrukken dat bij personen met een verminderde afweer ook onschuldig lijkende oppervlakkige bijtwonden soms ernstige gevolgen kunnen hebben en dat het daarom gerechtvaardigd lijkt deze personen altijd profylaxe te geven. Zoals vermeld wordt in de standaard van het Nederlands Huisartsen Genootschap, waar wij naar hebben verwezen in ons artikel, is profylaxe geïndiceerd bij alle bijtverwondingen met een relatief hoog risico op infecties.1 Onafhankelijk van de conditie van de gastheer wordt profylaxe aanbevolen bij:

- diepe prikbeten die moeilijk zijn te reinigen (vrijwel alle kattenbeten behoren hiertoe);

- kneuswonden, waarbij beschadigd weefsel moeilijk te verwijderen is;

- bijtwonden aan hand, pols en voet;

- bijtwonden (met name prikbeten) nabij gewrichten (risico op artritis);

- bijtwonden in gezicht/hoofd bij kleine kinderen (worden meestal primair gesloten).1

Bij overige bijtverwondingen zal, afhankelijk van de ernst van de verwonding of de aanwezigheid van onderliggend lijden, op individuele basis bekeken moeten worden of profylaxe wenselijk is. In de literatuur wordt, behalve in de reeds genoemde situaties, profylaxe aanbevolen bij bijtwonden in het genitale gebied, bij preëxistent chronisch oedeem van het aangedane lichaamsdeel, na (gemodificeerde) radicale mastectomie, bij personen met gewrichtsprothesen, kunstkleppen of ernstig kleplijden en bij leverlijden.1 2

G.A. Kampinga
A.E. Bollen
H.J.M. Harmsen
H.G. de Vries-Hospers
Literatuur
  1. Boukes FS, Burgh JJ van der, Nijman FC, Sampers GHMA, Simon B, Romeijnders ACM, et al. NHG-standaard Bacteriële huidinfecties (M68). Huisarts Wet 1998;41:427-37.

  2. Goldstein EJC. Bites. In: Mandell GL, Bennett JE, Dolin R, editors. Principles and practice of infectious diseases. 5th ed. New York: Churchill Livingstone; 2000. p. 3202-6.