Behandeling bij ernstig vertraagde maaglediging

Klinische praktijk
M. Samsom
H.G. Gooszen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2000;144:1945-8
Abstract
Download PDF

Samenvatting

- Bij de medicamenteuze behandeling van gastroparese kunnen domperidon, metoclopramide en cisapride als prokineticum voorgeschreven worden.

- Van cisapride zijn de positieve effecten op de maagledigingssnelheid, dyspeptische symptomen en kwaliteit van leven het best gedocumenteerd.

- Gelijktijdig gebruik van cisapride en middelen die het metabolisme van cisapride remmen of die het QT-interval kunnen verlengen, is gecontraïndiceerd vanwege de kans op hartritmestoornissen.

- Erytromycine is een krachtig prokineticum, maar wordt vanwege de antibiotische effecten over het algemeen slechts voor korte tijd voorgeschreven.

- Bij patiënten die ondanks medicamenteuze behandeling onacceptabele klachten houden en gewicht blijven verliezen, dient invasievere therapie overwogen te worden.

- Hierbij is de eerste stap het plaatsen van een jejunumsonde, eventueel gevolgd door antrectomie met Billroth-I-reconstructie.

- De volgende stap is subtotale maagresectie met Roux-Y-reconstructie; deze kan leiden tot een afname van de symptomen, maar laat de klachten zelden volledig verdwijnen.

artikel

Ernstig vertraagde maaglediging leidt tot retentie van met name vast voedsel in de maag. Wanneer er geen mechanische obstructie kan worden vastgesteld, spreekt men van gastroparese. Er zijn verschillende aandoeningen die tot gastroparese kunnen leiden; diabetische en postchirurgische gastroparese komen het meest voor (tabel 1). Het merendeel van de patiënten met gastroparese heeft dyspeptische symptomen, zoals misselijkheid, braken, een opgeblazen gevoel en een snel optredend gevoel van verzadiging. In uitzonderlijke gevallen kan gastroparese echter ook asymptomatisch verlopen, zoals bekend is bij diabetici met autonome neuropathie.1 Het primaire doel bij de behandeling van gastroparese is het verminderen van symptomen. Secundaire doelen zijn het verbeteren van de voedingstoestand en de kwaliteit van leven.

De snelheid waarmee voedsel de maag verlaat, wordt bepaald door de gezamenlijke functie van de maagfundus, het antrum, de pylorus en het proximale deel van het duodenum.2 3 De snelheid waarmee nutriënten in de dunne darm worden aangeleverd, staat onder nauwkeurige controle van neuronale en hormonale feedbackmechanismen. Receptoren gelokaliseerd in het duodenum bepalen via deze wegen de tonus van de maagfundus en de contractiele activiteit van de antropyloroduodenale regio.2 Disfunctie van één van de regio's van de maag en de dunne darm kan resulteren in een versnelde of vertraagde evacuatie van het voedsel uit de maag. De ontstaanswijze van dyspeptische symptomen bij patiënten met gastroparese is multifactorieel en de ernst van de symptomen komt in de regel matig overeen met de mate van maagledigingsvertraging.1 Veranderde gevoeligheid van het maag-darmkanaal en de psychische conditie van de patiënt kunnen redenen voor deze discrepantie zijn.3-5

conservatieve behandeling

Het geven van een dieetadvies is de eerste stap bij de behandeling van patiënten met symptomatische gastroparese. Goede onderzoeken naar het effect van deze adviezen ontbreken; in elk geval is het dieetadvies erop gericht de vet- en volumebelasting van de maaltijd te verminderen. Daarnaast kan het zinvol zijn additionele calorieën en vitaminen in vloeibare vorm aan te bieden. Onze ervaring is dat slechts in enkele gevallen dieetadviezen leiden tot een acceptabel resultaat.

Domperidon

Domperidon is een competitieve dopamine-D2-receptorantagonist, met een matige passage door de bloed-hersenbarrière, waardoor de neurologische bijverschijnselen beperkt zijn.6 Het braakcentrum is gelokaliseerd in de area postrema en bevindt zich gedeeltelijk buiten de bloed-hersenbarrière, waardoor domperidon wel een anti-emetische werking heeft. Kortdurende behandeling met domperidon verbetert de maaglediging,6 7 maar het effect van chronische behandeling is naar onze ervaring vaak teleurstellend. Wel toonden 2 recente onderzoeken aan dat de maagledigingssnelheid, de symptomen en de kwaliteit van leven na meer dan 1 jaar behandeling nog gunstig beïnvloed worden.7 8 Bij de behandeling van gastroparese wordt domperidon voorgeschreven in een dosering van 10-30 mg 4 maal daags.

Metoclopramide en cisapride

Metoclopramide behoort tot de groep van de benzamiden en heeft antidopaminerge eigenschappen die vergelijkbaar zijn met die van domperidon. Benzamiden (metoclopramide, cisapride, en de niet in Nederland geregistreerde dazopride, cinitapride, mosapride en renzapride) hebben hun prokinetische effect te danken aan stimulatie van de 5-hydroxytryptamine(HT)4-receptoren op cholinerge zenuwen.9

Volgens welk mechanisme metoclopramide de maaglediging precies versnelt, is niet geheel duidelijk. Bij de behandeling van gastroparese worden doseringen gebruikt van 10 mg 3-4 maal daags. Hogere doseringen geven frequent neurologische bijverschijnselen.10 Het meest gebruikte prokineticum is cisapride. Cisapride versnelt de maaglediging onafhankelijk van de oorzaak van gastroparese.11-15 De maximale dosering van cisapride is 10 mg 4 maal daags.14 15

De belangrijkste bijwerking van cisapride is verlenging van de QT-tijd, waardoor hartritmestoornissen kunnen ontstaan.16 17 Deze weinig frequent voorkomende, maar potentieel levensbedreigende bijwerking kan optreden wanneer cisapride gecombineerd wordt met geneesmiddelen die sterk inhiberend werken op het cytochroom-P3A4(CYP3A4)-enzymsysteem, zoals macrolideantibiotica, triazoolderivaten (antischimmelmiddelen) en HIV-proteaseremmers, of middelen waarvan bekend is dat ze de QT-tijd kunnen verlengen, zoals bepaalde antiarrhythmica, antihistaminica en antidepressiva.

Het prokinetische effect van cisapride is aangetoond voor zowel kortdurende als chronische behandeling.11-15 Behandeling resulteert in een vermindering van dyspeptische symptomen en een verbetering van de kwaliteit van leven.13 Een toename van de frequentie en amplitude van de antrale contractiliteit en een verbetering van antroduodenale coördinatie zijn verantwoordelijk voor het gastrokinetische effect van cisapride.18 Over het algemeen worden oraal toegediende prokinetica ondanks de aanwezige gastroparese redelijk geabsorbeerd. Opname kan verhinderd worden door persisterend braken van de gastroparetische patiënt. In dat geval kan er gekozen worden voor cisapridesuppositoria.19

Erytromycine

In 1984 werd voor het eerst door twee onafhankelijke groepen het effect van erytromycine op de maag-darmmotoriek beschreven.20 21 Erytromycine werkt via de motilinereceptoren en heeft zowel een effect op de gladde spiercel als op de plexus myentericus.22 23 Het eerste onderzoek werd verricht bij patiënten met diabetische gastroparese en toonde normalisering van de maaglediging aan na intraveneuze toediening van erytromycine 200 mg.20 Daarna is in een groot aantal onderzoeken het gastrokinetische effect van erytromycine bevestigd bij patiënten met idiopathische, diabetische en postchirurgische gastroparese.24-27

Erytromycine heeft effect op de maagfundus en de antropyloroduodenale regio. Onder invloed van erytromycine is de postprandiale fundusrelaxatie verminderd, waardoor het intragastrische transport sneller verloopt.28 Daarnaast induceert erytromycine gecoördineerde antrale contracties.29 30 Het prokinetische effect van erytromycine is dosisafhankelijk; een dosering tussen 3 en 6 mg/kg lichaamsgewicht 3 dd wordt gebruikt voor de behandeling van gastroparese.20 24 Vanwege de antibiotische werking wordt erytromycine over het algemeen slechts voor korte tijd voorgeschreven. Er wordt veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van motilinereceptoragonisten zonder antibiotische werking. Op dit moment zijn er verschillende middelen waarvan de werking bij patiënten met gastroparese wordt geëvalueerd (figuur).31 32

Overige medicamenten

Recentelijk is de ?-receptoragonist fedotozine geïntroduceerd als een nieuw prokineticum. Onderzoeken met fedotozine hebben tot nu toe aangetoond dat de prokinetische werking matig is, maar dat het middel toch bruikbaar is omdat het tevens een positief effect heeft op de viscerale perceptie bij de behandeling van patiënten met functionele maag-darmklachten.33-35 De cholecystokinine(CCK)-A-antagonist loxiglumide heeft ook een prokinetisch effect door inductie van antrale contractiliteit.36 Het effect van loxiglumide bij de behandeling van patiënten met gastroparese moet echter nog worden onderzocht. Beide middelen zijn niet in Nederland geregistreerd.(Tabel 2)

chirurgische behandeling

Wanneer dieetmaatregelen en medicijnen onvoldoende resultaat geven, wordt chirurgische interventie noodzakelijk. Bij patiënten met onbehandelbare gastroparese en een intacte maag is endoscopische of laparoscopische plaatsing van een jejunumsonde de eerste stap in de chirurgische behandeling. Wanneer de voedingstoestand van de patiënt hierdoor verbetert en de symptomen afnemen, kan deze therapie langdurig worden voortgezet. Het verrichten van een antrectomie met Billroth-I-reconstructie is de volgende chirurgische stap; een totale of subtotale gastrectomie wordt als te agressief beschouwd in dit stadium, alhoewel goede onderzoeken om deze opvatting te onderbouwen ontbreken.

Onbehandelbare gastroparese kan ook het gevolg zijn van eerdere chirurgische interventie zoals partiële gastrectomie met een Billroth-I- of -II-reconstructie, truncale vagotomie of partiële gastrectomie met Roux-Y-reconstructie. Na partiële gastrectomie met al dan niet accidentele vagotomie worden de symptomen meestal veroorzaakt door een motoriekstoornis van de (rest)maag.37-42 Na partiële gastrectomie met Roux-Y-reconstructie kunnen de symptomen ook door een motoriekstoornis van de dunne darm veroorzaakt worden.39-44 Subtotale gastrectomie met Roux-Y-reconstructie kan leiden tot een afname van symptomen en een verbetering van de voedingstoestand, maar een volledig verdwijnen van de symptomen wordt zelden gezien in deze moeilijk te behandelen patiëntengroep.43 44

elektrische stimulatie van de maag

Een nieuwe behandeling voor gastroparese wordt wellicht elektrische stimulatie van de maag. In 1988 werd voor het eerst melding gemaakt van elektrische stimulatie van de maag bij mensen.45 Hierna is er een aantal multicentrische trials opgestart; de tussentijdse analyse daarvan laat zien dat elektrische stimulatie misselijkheid en braken vermindert en bij sommige patiënten de maagledigingssnelheid verbetert.46 47

Alhoewel de voorlopige resultaten positief zijn, is het nog onduidelijk welke rol elektrische stimulatie van de maag in de toekomst zal gaan spelen bij de behandeling van gastroparese. Het is van groot belang alle behandelingen in trialverband te laten plaatsvinden.

Dr.M.Samsom is fellow van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.

Literatuur
  1. Horowitz M, Maddox AF, Wishart JM, Harding PE, ChattertonBE, Shearman DJC. Relationships between oesophageal transit and solid andliquid gastric emptying in diabetes mellitus. Eur J Nucl Med1991;18:229-34.

  2. Meyer JH. Motility of the stomach and gastroduodenaljunction. In: Johnson LR, editor. Physiology of the gastrointestinal tract.2nd ed. Vol 1. New York: Raven Press; 1987. p. 613-30.

  3. Mearin F, Cucala M, Azpiroz F, Malagelada JR. The originof symptoms on the brain-gut axis in functional dyspepsia. Gastroenterology1991;101:999-1006.

  4. Samsom M, Verhagen MAMT, Berge Henegouwen GP van, SmoutAJPM. Abnormal clearance of exogenous acid and increased acid sensitivity ofthe proximal duodenum in dyspeptic patients. Gastroenterology1999;116:515-20.

  5. Samsom M, Salet GAM, Roelofs JMM, Akkermans LMA,Berge-Henegouwen GP van, Smout AJPM. Compliance of the proximal stomach anddyspeptic symptoms in patients with type I diabetes mellitus. Dig Dis Sci1995;40:2037-42.

  6. Lydiard RB, Greenwald S, Weissman MM, Johnson J, DrossmanDA, Ballenger JC. Panic disorder and gastrointestinal symptoms: findings fromthe NIMH Epidemiologic Catchment Area project. Am J Psychiatry1994;151:64-70.

  7. Brogden RN, Carmine AA, Heel RC, Speight TM, Avery GS.Domperidone. A review of its pharmacological activity, pharmacokinetics andtherapeutic efficacy in the symptomatic treatment of chronic dyspepsia and asan antiemetic. Drugs 1982;24:360-400.

  8. Horowitz M, Harding PE, Chatterton BE, Collins PJ,Shearman DJC. Acute and chronic effects of domperidone on gastric emptying indiabetic autonomic neuropathy. Dig Dis Sci 1985;30:1-9.

  9. Soykan I, Sarosiek I, McCallum RW. The effect of chronicoral domperidone therapy on gastrointestinal symptoms, gastric emptying, andquality of life in patients with gastroparesis. Am J Gastroenterol1997;92:976-80.

  10. Schuurkes JAJ, Meulemans AL, Obertop H, Akkermans LMA.5-HT4 receptors on the human stomach. J Gastrointest Motil 1991;3:199-202.

  11. Camilleri M, Malagelada JR, Abell TL, Brown ML, Hench V,Zinsmeister AR. Effect of six weeks of treatment with cisapride ingastroparesis and intestinal pseudoobstruction. Gastroenterology1989;96:704-12.

  12. Richards RD, Valenzuela GA, Davenport KG, Fisher KL,McCallum RW. Objective and subjective results of a randomized, double-blind,placebo-controlled trial using cisapride to treat gastroparesis. Dig Dis Sci1993;38:811-6.

  13. Abell TL, Cutts TF, Cooper T. Effect of cisapride therapyfor severe dyspepsia on gastrointestinal symptoms and quality of life. ScandJ Gastroenterol 1993;195 Suppl:60-4.

  14. Horowitz M, Maddox A, Harding PE, Maddern GJ, ChattertonBE, Wishart J, et al. Effect of cisapride on gastric and esophageal emptyingin insulin-dependent diabetes mellitus. Gastroenterology 1987;92:1899-907.

  15. Dworkin BM, Rosenthal WS, Casellas AR, Girolomo R,Lebovics E, Freeman S, et al. Open label study of long-term effectiveness ofcisapride in patients with idiopathic gastroparesis. Dig Dis Sci 1994;39:1395-8.

  16. Bran S, Murray WA, Hirsch IB, Palmer JP. Long QT syndromeduring high-dose cisapride. Arch Intern Med 1995;155:765-8.

  17. Bedford TA, Rowbotham DJ. Cisapride. Drug interactions ofclinical significance. Drug Saf 1996;15:167-75.

  18. Fraser R, Horowitz M, Maddox A, Dent J. Dual effects ofcisapride on gastric emptying and antropyloroduodenal motility. Am J Physiol1993;264(2 Pt 1):G195-201.

  19. Brummer RJ, Schoenmakers EA, Kemerink GJ, Heidendal GA,Sanders DG, Stockbrugger RW. The effect of a single rectal dose of cisaprideon delayed gastric emptying. Aliment Pharmacol Ther 1997; 11:781-5.

  20. Janssens J, Peeters TL, Vantrappen G, Tack J, Urbain JL,Roo M de, et al. Improvement of gastric emptying in diabetic gastroparesis byerythromycin. Preliminary studies. N Engl J Med 1990;322:1028-31.

  21. Zara GP, Thompson HH, Pilot MA, Ritchie HD. Effects oferythromycin on gastrointestinal tract motility. J Antimicrob Chemother1985;16 Suppl A:175-9.

  22. Peeters TL, Matthijs G, Depoortere I, Cachet T,Hoogmartens J, Vantrappen G. Erythromycin is a motilin receptor agonist. Am JPhysiol 1989;257(3 Pt 1):G470-4.

  23. Qin XY, Pilot MA, Thompson H, Scott M. Effects ofcholinoceptor and 5-hydroxytryptamine3 receptor antagonism onerythromycin-induced canine intestinal motility disruption and emesis. Br JPharmacol 1993;108:44-9.

  24. Richards RD, Davenport KG, Hurm KD, Wimbish WR, McCallumRW. Acute and chronic treatment of gastroparesis with erythromycinabstract. Gastroenterology 1990;98:A385.

  25. Mozwecz H, Pavel D, Pitrak D, Orellana P, Schlesinger PK,Layden TJ. Erythromycin stearate as prokinetic agent in postvagotomygastroparesis. Dig Dis Sci 1990;35:902-5.

  26. Maliakkal BJ, Polidori G, Gordon C, Davis L, Desai TK.Severe gastroparesis following cancer chemotherapy and prokinetic response toerythromycin abstract. Gastroenterology 1991;100:A466.

  27. Richards RD, Davenport K, McCallum RW. The treatment ofidiopathic and diabetic gastroparesis with acute intravenous and chronic oralerythromycin. Am J Gastroenterol 1993;88:203-7.

  28. Bruley des Varannes S, Parys V, Ropert A, Chayvialle JA,Roze C, Galmiche JP. Erythromycin enhances fasting and postprandial proximalgastric tone in humans. Gastroenterology 1995;109:32-9.

  29. Annese V, Janssens J, Vantrappen G, Tack J, Peeters TL,Willemse P, et al. Erythromycin accelerates gastric emptying by inducingantral contractions and improved gastroduodenal coordination.Gastroenterology 1992;102:823-8.

  30. Samsom M, Jebbink RJ, Akkermans LMA, Bravenboer B,Berge-Henegouwen GP van, Smout AJPM. Effects of oral erythromycin on fastingand postprandial antroduodenal motility in patients with type I diabetes,measured with an ambulatory manometric technique. Diabetes Care1997;20:129-34.

  31. Nakamura T, Ishii M, Arai Y, Tandoh Y, Terada A, TakebeK. Effect of intravenous administration of EM523L on gastric emptying andplasma glucose levels after a meal in patients with diabetic gastroparesis: apilot study. Clin Ther 1994;16:989-99.

  32. Verhagen MAMT, Samsom M, Maes B, Geypens BJ, Ghoos YF,Smout AJPM. Effects of a new motilide, ABT-229, on gastric emptying andpostprandial antroduodenal motility in healthy volunteers. Aliment PharmacolTher 1997;11:1077-86.

  33. Coffin B, Bouhassira D, Chollet R, Fraitag B, De MeynardC, Genève J, et al. Effect of the kappa agonist fedotozine onperception of gastric distension in healthy humans. Aliment Pharmacol Ther1996;10:919-25.

  34. Salet GAM, Roelofs JMM, Jonk R, Isselt H van, Alary C,Genève J, et al. Effects of fedotozine on symptoms and gastricemptying in dyspeptic patients with delayed emptying abstract.Neurogastroenterol Motil 1996;8:188.

  35. Fraitag B, Homerin M, Hecketsweiler P. Double-blinddose-response multicenter comparison of fedotozine and placebo in treatmentof nonulcer dyspepsia. Dig Dis Sci 1994;39:1072-7.

  36. Konturek JW, Thor P, Maczka M, Stoll R, Domschke W,Konturek SJ. Role of cholecystokinin in the control of gastric emptying andsecretory response to a fatty meal in normal subjects and duodenal ulcerpatients. Scand J Gastroenterol 1994;29:583-90.

  37. Low DE, Mercer CD, James EC, Hill LD. Post Nissensyndrome. Surg Gynecol Obstet 1988;167:1-5.

  38. Lanschot JJB, Gouma DJ, Schouten WR, Tytgat GNJ, JansenPLM. Gastro-intestinale chirurgie en gastro-enterologie in onderling verband.Houten: Bohn Stafleu Van Loghum; 1999.

  39. Vogel SB, Woodward ER. The surgical treatment of chronicgastric atony following Roux-Y diversion for alkaline reflux gastritis. AnnSurg 1989;209:756-61.

  40. Gowen GF. Delayed gastric emptying after Roux-en-Y due tofour types of partial obstruction. Ann Surg 1992;215:363-7.

  41. Mijle HCJ van der, Beekhuis H, Bleichrodt RP, KleibeukerJH. Transit disorders of the gastric remnant and Roux limb after Roux-en-Ygastrojejunostomy: relation to symptomatology and vagotomy. Br J Surg1993;80:60-4.

  42. Mijle HCJ van der, Kleibeuker JH, Limburg AJ, BleichrodtRP, Beekhuis H, Schilfgaarde R van. Manometric and scintigraphic studies ofthe relation between motility disturbances in the Roux limb and the Roux-en-Ysyndrome. Am J Surg 1993;166:11-7.

  43. Eckhauser FE, Knol JA, Raper SA, Guice KS. Completiongastrectomy for postsurgical gastroparesis syndrome. Preliminary results with15 patients. Ann Surg 1988;208:345-53.

  44. McCallum RW, Polepalle SC, Schirmer B. Completiongastrectomy for refractory gastroparesis following surgery for peptic ulcerdisease. Long-term follow-up with subjective and objective parameters. DigDis Sci 1991;36:1556-61.

  45. Miedema BW, Sarr MG, Kelly KA. Pacing the human stomach.Surgery 1992;111:143-50.

  46. Chen JDZ, Lin ZY, Edmunds M, Schirmer BD, William D, BossR, et al. Optimization of electrical stimulation and its effects on gastricmyoelectrical activities in humans. Gastroenterology 1995;108:A582.

  47. Hocking MP, Vogel SB, Sninsky CA. Human gastricmyoelectric activity and gastric emptying following gastric surgery and withpacing. Gastroenterology 1992;103:1811-6.

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum, Postbus 85.500, 3508 GA Utrecht.

Afd. Gastro-enterologie: dr.M.Samsom, gastro-enteroloog.

Afd. Chirurgie: prof.dr.H.G.Gooszen, chirurg.

Contact dr.M.Samsom (samsom.m@inter.nl.net)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Enschede, februari 2001,

Het advies van Samsom en Gooszen om in de door hen beschreven gevallen uiteindelijk na een subtotale maagresectie een Roux-Y-reconstructie te verrichten roept vragen op en behoeft toelichting (2000:1945-8). De Roux-Y-lis zal altijd gestoorde motoriek tonen. Het is veelzeggend dat er zoveel alternatieven zijn ontwikkeld, zoals de darminterpositie volgens Henley, de ‘uncut’-Roux-lis (zowel de oorspronkelijke uitvoering als die met neuromusculaire overbrugging) en de ‘cut-closed-reconnected’(CCR)-Roux-lis.1-5

Dat de Henley-operatie moeilijk kan zijn en de uncut-Roux-lis nog niet klinisch toepasbaar is, doet daar niets aan af. Na een totale gastrectomie kan een Roux-Y-reconstructie een verbetering betekenen omdat de vertraagde passage door de Roux-Y-lis nog altijd beter is dan de ernstig gestoorde passage bij gastroparese. Na de subtotale gastrectomie is echter de grootte van het overblijvende maagreservoir van belang. Is dat reservoir aan de grote kant, dan kunnen de verschijnselen van gastroparese deels blijven bestaan; een Roux-Y-lis verergert dan die verschijnselen. Bij een intact cardiamechanisme is een gewone oesofagojejunostomie of een CCR-Roux-lis te overwegen. Bij een bekende of te verwachten cardia-insufficiëntie moet natuurlijk geen gewone oesofagojejunostomie worden verricht vanwege de dan optredende refluxoesofagitis. Dan is een jejunuminterpositie of CCR-Roux-lis te verkiezen.

E.W. Kummer
J.J.G.M. Gerritsen
Literatuur
  1. Henley FA. Gastrectomy with replacement. A preliminary communication. Br J Surg 1952;40:118-28.

  2. Morii Y, Arita T, Shimoda K, Yasuda K, Matsui Y, Inomata M, et al. Jejunal interposition to prevent postgastrectomy syndromes. Br J Surg 2000;87:1576-9.

  3. Tu BN, Sarr MG, Kelly KA. Early clinical results with the uncut Roux reconstruction after gastrectomy: limitations of the stapling technique. Am J Surg 1995;170:262-4.

  4. Tu BN, Kelly KA. Elimination of the Roux stasis syndrome using a new type of ‘uncut Roux’ limb. Am J Surg 1995;170:381-6.

  5. Kummer EW, Gerritsen JJGM, Brummelkamp WH. The cut-closed-reconnected Roux loop. Am J Surg 2000;179:141-4.