Vijftig jaar plastische chirurgie in Nederland. III. Structieve chirurgie van de genitaliën

Klinische praktijk
J.J. Hage
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2000;144:966-73
Abstract

Samenvatting

- Plastisch chirurgen hebben de constructieve en reconstructieve chirurgie van de externe genitaliën mede ontwikkeld. Deze ontwikkeling heeft de uitbreiding van chirurgisch-technische mogelijkheden gevolgd.

- Daar waar de mogelijkheden in het verleden beperkt waren tot transplantatie van vrije huidenten en gesteelde lappen, zijn deze nu uitgebreid door de vrije transplantatie met behulp van microchirurgische technieken.

- Binnen de andere specialismen werden de technieken die door plastisch chirurgen ontwikkeld zijn, overgenomen.

- In de toekomst zal in de genitale structieve chirurgie gebruik worden gemaakt van de toenemende mogelijkheden van transplantatie van donororganen en de resultaten van onderzoek naar weefselkweken en biomaterialen.

- De vraag naar esthetische correcties van de externe genitaliën zal toenemen.

Auteursinformatie

Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis, afd. Plastische en Reconstructieve Chirurgie, Plesmanlaan 121, 1066 CX Amsterdam.

Contact Dr.J.J.Hage, plastisch chirurg (j.jorishage@inter.nl.net)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Den Haag, oktober 2000,

In dit overzicht schetst collega Hage de imponerende resultaten die bereikt kunnen worden op het terrein van de ‘structieve’ chirurgie van genitaliën (2000:966-73). In het onderdeel ‘toekomst: esthetische correcties’ heeft zowel zijn tekst als figuur 8, die de preoperatieve situatie en het resultaat van reductie van de labia minora bij een 19-jarige patiënte toont, ons echter ernstig verontrust.

In de tekst beschrijft Hage onder andere de al langer bestaande en toenemende vragen naar reductie van labia minora en majora. Het enige dat hij daarbij opmerkt, is dat deze ingrepen door adequaat geschoolde en betrokken plastisch chirurgen verricht dienen te worden. In deze tekst missen wij enige opmerking over indicatiestelling en counseling ten aanzien van de door deze ‘vragende patiënten’ ervaren problematiek. Genoemde figuur 8 maakt onze verontrusting compleet: volkomen normaal geproportioneerde volwassen uitwendige vrouwelijke genitalia zijn operatief veranderd in een infantiel beeld.

Wij vragen ons af of hier sprake is van beïnvloeding van het normaalbeeld door de toenemende beschikbaarheid van pornografie onder andere via internet. In de meeste expliciet pornografische afbeeldingen van vrouwelijke genitalia worden zeer jonge meisjes getoond met nog niet volledig ontwikkelde genitalia externa. Nederlandse vrouwen en mannen en dus ook artsen krijgen zo ten onrechte het idee dat zeer kleine labia minora normaal zijn. Deze trend kan leiden tot onnodig leed en medische overconsumptie. Het is wrang dat in een land waar cultureel bepaalde mutilaties aan vrouwelijke genitalia als besnijdenis in consensus wordt afgewezen, een dergelijke ingreep om esthetische redenen wordt geaccepteerd.

Verzoeken om ingrepen in dit gebied, dat zo direct de eigen geslachtelijkheid en de intieme relaties raakt, hebben in onze ervaring zelden ongecompliceerde esthetiek als achtergrond. Problemen in de psychoseksuele sfeer, acceptatie van de eigen (volwassen) vrouwelijke identiteit, angst voor afwijzing, voor het aangaan van een intiem contact, blijken bij het doorspreken met deze patiënten de basisproblemen, waarvoor een chirurgische ingreep meestal geen soelaas biedt. Eenzelfde onderliggende dynamiek is overigens terug te vinden bij patiënten met een vraag naar een penisverlengende operatie.

Het overwegen van correctie van labia, zelfs indien deze objectief aan de grote kant zijn, vergt tenminste een zorgvuldige anamnese op zowel somatisch, als psychisch, als relationeel/ contextueel terrein. Wij zouden dan ook uitdrukkelijk willen adviseren tot seksuologische counseling bij ieder verzoek tot esthetische chirurgie aan de genitalia. Patiënten dienen er daarbij op gewezen te worden dat de gevoeligheid van de genitalia kan veranderen: zowel verminderde gevoeligheid als hyperesthesie en pijnlijkheid kunnen een gevolg zijn van chirurgisch ingrijpen. Vaak zijn de verwachtingen wat betreft de verbetering van seksualiteit te hoog gespannen.

Bij voorkeur wordt een deskundige op het terrein van psychosomatische gynaecologie en seksuologie bij de beslissing betrokken voor adequate beoordeling en counseling. Ook de evaluatie van het resultaat dient niet alleen op de bereikte vorm van de genitalia gericht te zijn, maar eveneens op het psychoseksuele terrein.

M.C. Poelsma
L. van Erp
R. van Lunsen

Amsterdam, oktober 2000,

Ik dank de collegae Poelsma et al. voor de aandacht die zij met name aan figuur 8 van mijn artikel gaven. Hun oproep tot pre- en postoperatieve psychoseksuele evaluatie is waardevol, alhoewel wij ons dienen te realiseren dat althans de incidentie van de reductie van de labia minora in Nederland veeleer die van de augmentatieve mammaplastiek benadert dan die van de penisverlengende operatie.1 Wel wens ik mij nadrukkelijk te distantiëren van de door Poelsma et al. gedane suggestie als zouden de kinderpornografische afbeeldingen welke onder andere beschikbaar zijn via het internet, als referentiekader van de normale genitale verhoudingen dienen voor Nederlandse collegae en leken.

J.J. Hage
Literatuur
  1. Maas SM, Hage JJ. Functional and aesthetic labia minora reduction. Plast Reconstr Surg 2000;105:1453-6.