Pilomatrixoma veelal niet als zodanig herkend

Onderzoek
J.F.M. Temming
W.J.B. Mastboom
G. van Noort
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:2684-8
Abstract

Samenvatting

Doel

Inventariseren van vóórkomen, diagnostiek en behandeling van pilomatrixoma.

Opzet

Retrospectief.

Methode

Via het Pathologisch-Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief (PALGA) werden alle patiënten die in 1984-1996 op de afdeling Chirurgie van het Medisch Spectrum Twente te Enschede behandeld waren voor een pilomatrixoma opgespoord. Door middel van statusonderzoek werden gegevens verzameld. Het ontstaan van recidieven werd bovendien telefonisch nagevraagd bij de patiënten of hun ouders.

Resultaten

Er waren 48 patiënten met 54 pilomatrixoma's behandeld. De leeftijd varieerde van 2-77 jaar; 14 van hen waren jonger dan 14 jaar. Preoperatief was de juiste diagnose bij 11 patiënten (20) gesteld; 4 maal (7) betrof het niet een eerste manifestatie. Vaak (in 69 van de gevallen) werd de aandoening aangezien voor een atheroomcyste, ook bij kinderen (in 47 van de gevallen). Het pilomatrixoma was 25 maal gelokaliseerd in het hoofd-halsgebied, waarvan 8 maal in de parotisregio. Door onjuist interpreteren van de afwijking werd bij 3 kinderen met een pilomatrixoma in het hoofd-halsgebied een grotere ingreep gepland dan noodzakelijk was.

Conclusie

De klinische diagnose werd vaak niet gesteld. Bij cutane tumoren die voorkomen bij kinderen of die gelokaliseerd zijn in het hoofd-halsgebied dient men de diagnose ‘pilomatrixoma’ te overwegen.

Auteursinformatie

Medisch Spectrum Twente, afd. Heelkunde, Postbus 50.000, 7500 AK Enschede.

J.F.M.Temming, assistent-geneeskundige; dr.W.J.B.Mastboom, chirurg.

Laboratorium Pathologie Oost-Nederland, Enschede.

G.van Noort, patholoog.

Contact dr.W.J.B.Mastboom

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amersfoort, december 1998,

Bij de door Temming et al. beschreven moeilijke klinische diagnostiek van het pilomatrixoom (1998:2684-8) plaats ik graag de volgende kanttekening. De huid is een gemakkelijk toegankelijk orgaan. Hierdoor komen diverse dermatologische aandoeningen regelmatig onder behandeling bij uiteenlopende specialismen. In de praktijk kan dit leiden tot inadequate diagnostiek en/of behandeling. Een en ander moge blijken uit het feit dat 28 van de ingezonden 54 (52%) pilomatrixomen vergezeld gingen van devolstrekt onoordeelkundige klinische ‘diagnose’ ‘huidtumor/huidlaesie’. Een adequate klinische (differentiële) diagnostiek, zonodig ondersteund door aanvullend histologisch onderzoek door middel van een stansbiopt, zal bij de patiënt in het algemeen leiden tot de meest adequate behandeling. Diagnostiek verrichten door middel van het scalpel is mijns inziens onjuist en zal in de praktijk kunnen leiden tot onjuiste behandeling of overbehandeling.

M.I. Koedam