Twee koude benen

Klinische praktijk
P.L. Klemm
A.P.M. Boll
F.G.M. Buskens
J.A. van der Vliet
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:1177-82
Abstract

Zie ook het artikel op bl. 1210.

Dames en Heren,

Het ziektebeeld van acute ischemie van een onderste extremiteit wordt gekenmerkt door een bleek, koud, pijnlijk been met krachtverlies, gestoorde sensibiliteit en afwezigheid van arteriële pulsaties. Doorgaans treft deze aandoening slechts één been en is de diagnose zonder aanvullend onderzoek eenvoudig te stellen. Acute arteriële insufficiëntie van beide benen komt echter sporadisch voor en kan met ernstige en levensbedreigende complicaties gepaard gaan. Hierbij wordt niet altijd de klassieke manifestatie waargenomen en er kan vóór het stellen van de diagnose veel tijd verloren gaan. Het is echter van groot belang dat de behandeling in de eerste plaats: herstel van de circulatie zo spoedig mogelijk begint.

In deze les beschrijven wij de ziektegeschiedenissen van vier patiënten, teneinde het klinische beeld van de dubbelzijdige acute ischemie van de onderste extremiteiten en de bijbehorende complicaties nader toe te lichten.

Patiënt A, een 51-jarige vrouw…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Heelkunde, sectie Vaat- en Transplantatiechirurgie, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

P.L.Klemm, A.P.M.Boll, dr.F.G.M.Buskens en dr.J.A.van der Vliet, chirurgen.

Contact P.L.Klemm

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

P.U.
Fagginger Auer

Kockengen, juni 1998,

In de klinische les van de collegae Klemm et al. wordt gewezen op de variabele manifestatie van (bilaterale) arteriële vaatafsluiting van de benen (1998:1177-82). Onlangs werden wij bij een jonge vrouw verrast door het bestaan van een arteriële doorbloedingsstoring ten gevolge van een wandstandige cholesterolpoliep distaal in de aorta, waardoor er klachten bestonden over haar rechter been en voet.

In het voorjaar van 1996 klaagde deze 28-jarige, adipeuze vrouw, die sinds 1994 bekend was wegens een recidiverende uveïtis van Fuchs, over pijn achter de mediale malleolus van de rechter voet, mogelijk ontstaan na stoten van haar voorvoet. Met rust en koelen ging de pijn over. Een half jaar later kreeg zij spontaan weer enige dagen hevige pijn in de wreef van haar rechter voet. Ook had zij last van schouders, rechter elleboog en knieën.

Gezien de uveïtis en de gewrichtsklachten werd vooral gedacht aan een reumatische afwijking. Aanvullend onderzoek door de reumatoloog, waaronder enkelfoto en laboratoriumonderzoek (BSE, Hb en reumafactoren), leverde geen afwijkingen op. Na een maand kreeg zij weer hevige pijn in de rechter voet en ook enige pijn in de linker voet. De rechter voet leek kouder dan de linker, met verminderde capillaire ‘refill’ rechts. De pulsaties werden nu pas voor het eerst onderzocht: in de lies waren deze zwak en perifeer waren ze niet voelbaar. Bij aanvullend klinisch onderzoek (intraveneuze digitalesubtractieangiografie (DSA)) bleek er een wandstandige cholesterolpoliep in de distale aorta te zijn, met een uitloper naar de rechter A. iliaca communis en een perifere cholesterolembolus. Het vetspectrum en de homocysteïnewaarde waren normaal. Hoewel de bedoeling was dat zij operatief behandeld werd, zijn de klachten en de afwijkingen sterk afgenomen met conservatieve behandeling, die bestond uit toediening van carbasalaatcalcium, staken van de orale anticonceptiva, stoppen met roken en gewichtsvermindering.

Na lezing van deze geschiedenis ligt het voor de hand te veronderstellen dat de diagnostische vertraging waarschijnlijk aanzienlijk bekort had kunnen worden als in een vroeger stadium routinematig de perifere pulsaties waren gecontroleerd.

P.U. Fagginger Auer
J.W. Sloeserwij

Nijmegen, juni 1998,

De ziektegeschiedenis die de collegae Fagginger Auer en Sloeserwij beschrijven, is inderdaad een goed voorbeeld van het variabele symptomenbeeld van ‘twee koude benen’. Vermoedelijk vanwege de jonge leeftijd is in eerste instantie niet aan een arterieel probleem gedacht. Toch is een goed lichamelijk onderzoek met palpatie van de perifere pulsaties ook bij jonge patiënten belangrijk. Vooral wanneer deze patiënten klinische symptomen van een arteriële insufficiëntie vertonen, moet men aan storingen van de vetstofwisseling en ook van het homocysteïnemetabolisme denken. Voorts is het van groot belang dat eerst alle conservatieve maatregelen worden genomen alvorens men overgaat tot operatief ingrijpen.

P.L. Klemm