Dames en Heren,
Door de Wereldgezondheidsorganisatie en het Kinderfonds van de Verenigde Naties, UNICEF, wordt borstvoeding omschreven als superieur voor normale baby's, mede omdat de hoeveelheid melk zich aanpast aan de behoefte.1 De baby lijkt trek te hebben, wordt aangelegd en het zuigen van het kind aan de borst stimuleert de productie van oxytocine en prolactine, waardoor de melk toeschiet en nieuwe melk wordt aangemaakt. Het komt echter voor dat dit samenspel van vraag en aanbod zo tekortschiet dat het kind in moeilijkheden komt. Tijdige herkenning van deze moeilijkheden, maar meer nog de preventie ervan zijn van groot belang. Hoe een tekort aan borstvoeding zich kan manifesteren, willen wij illustreren aan de hand van 2 ziektegeschiedenissen.
Patiënt A, een jongen, het eerste kind van gezonde ouders, werd onder leiding van een verloskundige thuis aterm geboren. Hij had een goede start, de Apgar-score was 9 na 1 min en 10…
(Geen onderwerp)
Breda, juni 1998,
Van der Heide et al. vermelden in de beide beschreven casussen niet of er is gelet op de ontlastingproductie van de gedehydreerde kinderen gedurende de eerste weken na hun geboorte (1998:993-5). Ook in de beschouwing en in de aanbevelingen die de auteurs doen ter voorkoming van dehydratie wordt niet ingegaan op dit onzes inziens essentiële punt.
Controle van de ontlasting is een eenvoudig uit te voeren observatie om na te gaan of het kind voedingsstoffen binnenkrijgt. Het controleren van plasluiers is daartoe ontoereikend. De aanwezigheid van urine laat zien of de baby vocht heeft binnen gekregen. Dit gebeurt via de zogenaamde ‘voormelk’. In de ‘achtermelk’, aan het eind van een borstvoeding, zitten echter de meeste benodigde voedingsstoffen. Hiervan worden de afvalstoffen via de ontlasting zichtbaar.
Het controleren van de ontlasting is dus een eenvoudige en effectieve methode om snel tekenen van dehydratie op het spoor te komen.1 Wij onderschrijven nadrukkelijk het stimuleren van het geven van borstvoeding. Goede informatie aan de aanstaande ouders vinden wij daarvoor van wezenlijk belang. In het Ignatiusziekenhuis in Breda worden daarom sinds een aantal jaren gerichte cursussen aan aanstaande ouders gegeven door een lactatiekundige, een verloskundige en een kraamverpleegkundige.
Riordan J, Auerbach K. Breastfeeding and human lactation. Boston: Jones & Bartlett, 1993.
(Geen onderwerp)
Nieuwegein, juli 1998,
Wij danken mw.Pollemans en mw.Wessels voor hun reactie. Wij delen de mening dat observatie van de feces van belang is bij het onderzoek van de zuigeling. Het ondervoede kind kan inderdaad zogenaamde hongerluiers produceren: frequente, dunne, donkerbruine of donkergroene ontlasting; soms heeft het kind obstipatie.12
Patiënt A in ons artikel had één keer per twee dagen een kleine hoeveelheid bruine, dunne ontlasting. Patiënt B had na lozing van meconium pas op de 8e levensdag weer ontlasting.
De in de literatuur beschreven kinderen met hypertone dehydratie ten gevolge van ondervoeding aan de borst hadden (voorzover vermeld) of een duidelijke vermindering van de ontlastingsfrequentie of frequente kleine hoeveelheden ontlasting, groen tot donkerbruin van kleur. Het afwijkende defecatiepatroon werd naast andere tekenen van ernstige dehydratie bij deze kinderen onvoldoende herkend. De ontlasting kan dus de weg wijzen naar een juiste diagnose, maar een regelmatige gewichtscontrole (bijvoorbeeld tweemaal per week) is daartoe een betrouwbaarder hulpmiddel. Voor de beoordeling van de vochttoestand van een zuigeling levert het defecatiepatroon weinig specifieke informatie.
Lookeren Campagne J van. Voeding en voedingsstoornissen van de zuigeling. Amsterdam: Wetenschappelijke Uitgeverij, 1947.
Wood CBS, Walker-Smith JA. MacKeith's infant feeding and feeding difficulties. 6th ed. Edinburgh: Churchill Livingstone, 1981.