Tweede herziening consensus bloedtransfusie

Onderzoek
W.G. van Aken
R.B. Dinkelaar
J.P.M.C. Gorgels
J.T.A. Knape
J.J.E. van Everdingen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:298-2
Abstract

Samenvatting

De 2e herziening van de oorspronkelijke consensustekst (uit 1982) betreffende het bloedtransfusiebeleid in ziekenhuizen leidde tot wijziging van een aantal richtlijnen zoals die voor het compatibiliteitsonderzoek (de uiterste grens voor de geldigheidsduur van de uitslag is 3 dagen), die voor het vastleggen van diverse verantwoordelijkheden en die voor de klinische toepassing van erytrocytenconcentraten, inclusief een protocol voor het transfusiebeleid bij massaal bloedverlies. Geen consensus werd bereikt omtrent de noodzaak aan vrouwen jonger dan 45 jaar en patiënten met afwijkingen in de erytropoëse uitsluitend erytrocyten toe te dienen die compatibel zijn voor de antigenen c, E en K. Hoewel het nut van systematisch literatuuronderzoek bij het opstellen van richtlijnen werd erkend, waren er relatief weinig goed opgezette onderzoeken betreffende het nut en de risico's van transfusies met erytrocytenconcentraat.

Auteursinformatie

Centraal Laboratorium voor de Bloedtransfusiedienst van het Nederlandse Rode Kruis, Amsterdam.

Prof.dr.W.G.van Aken, internist.

Drechtsteden Ziekenhuis, afd. Klinische Chemie, Dordrecht.

Dr.R.B.Dinkelaar, arts klinische chemie.

Academisch Medisch Centrum, afd. Klinische Chemie, Amsterdam.

Drs.J.P.M.C.Gorgels, klinisch chemicus.

Academisch Ziekenhuis, afd. Anesthesiologie, Utrecht.

Prof.dr.J.T.A.Knape, anesthesioloog.

Centraal Begeleidingsorgaan voor de Intercollegiale Toetsing, Postbus 20.064, 3502 LB Utrecht.

Dr.J.J.E.van Everdingen, stafmedewerker.

Contact dr.J.J.E.van Everdingen

Verantwoording

Rapporteurs namens de voorbereidingsgroep, waarvan de leden aan het eind van dit artikel worden genoemd.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Almere, februari 1998,

In de recente publicaties met betrekking tot bloedtransfusie noemden zowel Van Aken et al. (1998:298-300) als Buiting en Dinkelaar (1998:293-7) de Regeling Bloedproducten als een wettelijke regeling die bepaalde aspecten van het bloedtransfusiebeleid in ziekenhuizen zou betreffen.

Kennelijk is nog niet algemeen bekend dat de wettelijke basis voor de Regeling Bloedproducten (art. 29 lid 2 van de Wet inzake Bloedtransfusie) bij het in werking treden van de Kwaliteitswet Zorginstellingen (art. 23) op 1 april 1996 is komen te vervallen en dat dus vanaf die datum de Regeling Bloedproducten niet meer de status van een wettelijke regeling heeft.1 Vanaf die datum heeft de overheid zich teruggetrokken op dit gebied en is de materie die door deze regeling bestreken werd (zoals de verplichting om een handtekening te zetten op een aanvraagformulier) onderdeel geworden van het institutionele kwaliteitsbeleid.2 Wij dienen deze materie als professionals dus gewoon zelf te regelen.

H. Bookelman
Literatuur
  1. Bookelman H. Aansprakelijkheid voor bloedprodukten. Ned Juristen Blad 1995;78:1047.

  2. Bookelman H. Transfusie naar zelfregulering. Kwaliteitsregulering van bloedtransfusie in ziekenhuizen. Kwaliteit & Zorg 1996;4:86-9.

M.
de Bruijn-van Beek

Amsterdam, maart 1998,

Hoewel er met ingang van 1 januari jl. een geheel nieuwe Wet inzake Bloedvoorziening (Stb. 1997, 645) in werking is getreden, gaat de stelling niet op dat de Regeling Bloedproducten niet meer de status van een wettelijke regeling heeft. In een overgangsbepaling in de nieuwe wet wordt de regeling namelijk voorlopig van kracht verklaard. De regeling kent een groot aantal bepalingen betreffende het inzamelen van bloed tot en met het afleveren van bloedproducten. Tot september 1996 kende de regeling een aparte paragraaf over distributie, behandeling en bewaring van bloedproducten in ziekenhuizen. Deze paragraaf, verder te noemen de ‘ziekenhuisparagraaf’, vond tot 1 april 1996 zijn grond in artikel 29 lid 2 van de (oude) Wet inzake Bloedtransfusie (WiB). Op 1 april 1996 werd de Kwaliteitswet Zorginstellingen van kracht en als gevolg daarvan werd artikel 29 lid 2 van de WiB ingetrokken. De ziekenhuisparagraaf van de Regeling Bloedproducten werd pas in september 1996 geschrapt (Stcrt 30 september 1996, nr. 188). Een aantal bepalingen uit de ziekenhuisparagraaf verviel daarmee, een aantal andere werd opgenomen in de artikelen van de Regeling Bloedproducten die in de regeling bleven staan. Volgens de toelichting bij de wijziging van de regeling betekent de intrekking van de ziekenhuisparagraaf niet dat het daar bepaalde niet langer geldt. De in de Kwaliteitswet opgenomen normen dat ziekenhuizen verantwoorde zorg moeten bieden en dat de organisatie zodanig moet zijn dat verantwoorde zorg het resultaat is, impliceert dat met bloedproducten zeer zorgvuldig moet worden omgegaan. Bij het zoeken naar hetgeen ter zake verantwoord is, biedt ‐ aldus de toelichting ‐ de vervallen regeling een goed uitgangspunt.

Ik ben het eens met de conclusie van Bookelman dat de materie bestreken door de ziekenhuisparagraaf onderdeel moet worden van het institutionele kwaliteitsbeleid. Dat de professionals in het ziekenhuis de materie zelf moeten regelen, staat buiten kijf.

M. de Bruijn-van Beek