Samenvatting
– Albumine-infusie wordt lang niet altijd op juiste indicatie gegeven en veelal zijn er evenzeer bruikbare en goedkopere alternatieven.
– Bij septische of hypovolemische shock zijn kristallijne vloeistoffen even effectief én goedkoper bij wijze van volumetherapie.
– Bij slechts een enkele patiënt met een nefrotisch syndroom zijn colloïdale oplossingen zoals van albumine geïndiceerd bij hypovolemie. Ter bestrijding van oedeem is geen plaats voor albumine-infusie weggelegd.
– Bij gedecompenseerde levercirrose met ascites lijkt het zinvol om paracentese te combineren met albumine-infusie ter preventie van nierinsufficiëntie en hyponatriëmie, maar waarschijnlijk zijn andere colloïdale vloeistoffen even geschikt.
– Bestrijding van hypalbuminemie op zich is bij ernstig zieken niet zinnig; de onderliggende aandoening moet worden behandeld.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, april 1997,
Terecht wijzen Smorenburg et al. erop dat een lage serumconcentratie albumine bij intensive-carepatiënten een maat is voor de prognose en dat alsnog suppleren van albumine geen nut lijkt te hebben (1997:719-23). De vraag is of profylactisch infunderen van albumine 20% wél het aantal complicaties kan verminderen.
Wij hebben aanwijzingen dat het op peil houden van het serumalbumine bij grote oncologische operaties tot minder darmlekkages, long- en wondproblemen leidt. Zelfs na peroperatief infunderen van maar liefst 35 l vloeistof, waarbij door middel van toediening van 4 l albumine 20% de serumconcentratie albumine > 35 g/l werd gehouden, ontstond geen manifest (long)oedeem en hoefden de patiënten niet te worden nabeademd. Wij zullen in een prospectief onderzoek de hypothese toetsen dat het instandhouden van de albuminevoorraad van belang is bij het verminderen van ernstige complicaties en het verbeteren van de prognose. In tegenstelling tot de synthetische colloïden geeft albumine geen stollingsstoornissen. Of een besparing op albumine leidt tot meer gebruik van kostbaarder bevroren plasma zal nader onderzocht moeten worden.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, mei 1997,
De collegae Kaag en Zoetmulder suggereren dat peroperatieve profylactische infusie van albumine het aantal postoperatieve complicaties zou kunnen verminderen. Wij vermeldden in ons artikel al dat prospectieve, gerandomiseerde onderzoeken bij chirurgische patiënten geen voordelen van colloïdale infusietherapie, waaronder die met albumine, ten opzichte van therapie met kristallijne vloeistoffen laten zien. Zo vergeleken Virgilio et al. de perioperatieve behandeling van 5% albumine met Ringerlactaat bij respectievelijk 15 en 14 patiënten die een buikoperatie ondergingen.1 In de albuminegroep daalde de serumalbuminewaarde niet, maar wel in de groep die met Ringerlactaat behandeld werd. In dit prospectief, gerandomiseerd onderzoek ontstond bij 2 patiënten in de albuminegroep longoedeem en bleek geen verschil in verblijfsduur op de intensive-careafdeling of in overleving. Profylactische behandeling met albumine-infusie bij 34 patiënten met brandwonden voorkwam een serumalbuminewaarde van minder dan 25 g/l, maar gaf in een prospectief gerandomiseerd onderzoek met 70 patiënten geen verbetering in aantal complicaties of overleving.2 Onzes inziens is er derhalve, ook op theoretische gronden zoals genoemd in ons artikel, geen voordeel te verwachten van peroperatieve volumetherapie met albumine boven die met andere colloïdale vloeistoffen bij electief geopereerde patiënten. In een prospectief, gerandomiseerd onderzoek bij 41 patiënten met een heupoperatie werd bij peroperatieve infusie (met een maximaal volume van 3000 ml) geen voordeel getoond van albumine-infusie ten opzichte van infusie met synthetische colloïden op stollingsparameters of gebruik van versbevroren plasma.3
Virgilio RW, Rice CL, Smith DE, James DR, Zarins CK, Hobelmann CF, et al. Crystalloid vs colloid resuscitation: is one better? A randomized clinical study. Surgery 1979;85:129-39.
Greenhalgh DG, Housinger TA, Kagan RJ, Rieman M, James L, Novak S, et al. Maintenance of serum albumin levels in pediatric burn patients: a prospective, randomized trial. J Trauma 1995;39:67-74.
Vogt NH, Bothner U, Lerch G, Lindner KH, Georgieff M. Large-dose administration of 6% hydroxyethyl starch 200/0.5 total hip arthroplasty: plasma homeostasis, hemostasis, and renal function compared to use of 5% human albumin. Anesth Analg 1996;83:262-8.