Samenvatting
Doel
Bepalen van de geografische verspreiding van tekenbeten en erythema migrans en vaststellen van ecologische risicofactoren.
Opzet
Retrospectief vragenlijst-onderzoek.
Plaats
Alle Nederlandse huisartspraktijken.
Methoden
In april 1995 werden alle Nederlandse huisartsen aangeschreven met het verzoek een vragenlijst op een antwoordkaart in te vullen over het aantal consulten in 1994 met betrekking tot tekenbeten en erythema migrans en de praktijkomvang. Een tweede oproep werd verzonden naar non-responders. Informatie over ecologische risicofactoren per gemeente werd verkregen uit een geografisch informatiesysteem.
Resultaten
De respons was 79,9. Huisartsen rapporteerden dat zij in 1994 ongeveer 33.000 patiënten hadden gezien wegens tekenbeten en 6500 wegens erythema migrans. De jaarincidentie van erythema migrans voor Nederland werd geschat op 4,3 per 10.000 personen in de praktijkpopulatie. Ecologische risicofactoren voor zowel tekenbeten als erythema migrans waren de proportie van het gemeenteoppervlakte bedekt door bos, bestaand uit zandgrond, en het aantal toeristenovernachtingen per inwoner. Het optreden van tekenbeten hield eveneens verband met het voorkomen van droog natuurlijk terrein en de bevolkingsdichtheid van schapen, en erythema migrans met de bevolkingsdichtheid van runderen. Risicogebieden waren Zuid-Friesland, Drenthe, Veluwe, Achterhoek, Utrechtse Heuvelrug, en de duingebieden.
Conclusie
Met eenvoudige methoden werd op snelle wijze een ruwe schatting verkregen van de incidentie van erythema migrans en werden risicogebieden geïdentificeerd. Lyme-borreliose lijkt een belangrijk probleem te zijn in Nederland.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, maart 1997,
In de inleiding van het artikel van Borgdorff et al. (1997;478-82) miste ik verwijzing naar Nederlandse literatuur, waarin met eenvoudige middelen, namelijk eigen waarneming, een indruk gegeven werd van het voorkomen van teken. Meer dan 20 jaar geleden beschreef Thöne in dit tijdschrift welke betekenis de imago (volwassen verschijningsvorm), nimf en larve van de Ixodes ricinus hebben als overbrenger van het erythema chronicum migrans.1 Ook de plaats waar de I. ricinus zich ophoudt, werd door hem aangegeven, te weten bosachtige gebieden, vooral in eikenhakhout en waarschijnlijk in de buurt van wildpaden (wissels). De duingebieden en de Veluwe werden met name genoemd. Een samenvattend overzicht van de door de I. ricinus veroorzaakte en destijds bekende huidaandoening werd reeds in 1925 door Broers in het Tijdschrift gegeven, evenwel zonder de geografische verspreiding van de teek te vermelden.2
Thöne AW. De schapeteek (Ixodes ricinus) als oorzaak en overbrenger van ziekten van de mens. [LITREF JAARGANG="1975" PAGINA="957-9"]Ned Tijdschr Geneeskd 1975; 119:957-9.[/LITREF]
Broers JH. Over de door Ixodes ricinus, hondeteek (L. 1758), veroorzaakte huidaandoeningen. [LITREF JAARGANG="1925" PAGINA="1824-6"]Ned Tijdschr Geneeskd 1925;69: 1824-6.[/LITREF]