Samenvatting
Een 22-jarige man werd opgenomen met een ernstige, accidentele intoxicatie met 4-aminopyridine, een medicijn dat de acetylcholineconcentratie in de synaps verhoogt en dat gebruikt wordt bij de behandeling van een aantal neurologische aandoeningen. De patiënt slikte deze ‘amino’ op eigen initiatief vanwege het door hem veronderstelde spierversterkende karakter ervan. Behoudens eerder beschreven intoxicatieverschijnselen, zoals een epileptisch insult en verwardheid, werden ritme- en geleidingsstoornissen en maligne hypertensie gezien. De serumconcentratie van het 4-aminopyridine bedroeg 335 mgl, terwijl de therapeutische spiegel 25-75 mgl is. Met symptomatische therapie herstelde patiënt volledig.
(Geen onderwerp)
Groningen, december 1996,
In het artikel van Smeets en Kunst trof ik enkele onjuistheden aan (1995;2667-9). Wegens de centrale werking wordt 4-aminopyridine niet meer toegepast bij perifere aandoeningen zoals myasthenia gravis, botulisme en het Lambert-Eaton-syndroom, maar het uitsluitend perifeer werkende 3-4-diaminopyridine. Dit werkt presynaptisch en is niet van nut bij myasthenia gravis, waarbij een postsynaptische stoornis bestaat en de transmitter acetylcholine door up-regulering in verhoogde mate vrijkomt.1 Sinds kort is 3-4-diaminopyridine via de groothandel als geneesmiddel verkrijgbaar. De voornaamste toepassing is bij patiënten met een Lambert-Eaton-syndroom.2
De epilepsie die kan ontstaan bij een intoxicatie met 4-aminopyridine, zoals bij de beschreven patiënt, vereist een rigoureuzer anti-epileptische therapie dan 10 plus 5 mg diazepam i.v., waarvan bekend is dat dit na 1 uur is uitgewerkt. Een langer werkend benzodiazepine zoals clonazepam, gebruikelijk bij dreigende status epilepticus, zou meer voor de hand hebben gelegen. Ook de dosering fenytoïne van 250 mg i.v. is onvoldoende om in korte tijd een werkzame spiegel op te bouwen. Dit middel is overigens weer gecontraïndiceerd wegens de door de 4-aminopyridine veroorzaakte atrioventriculaire geleidingsstoornis, die ook door fenytoïne alleen kan optreden.
Plomp JJ, Kampen GThH van, Baets MB de, Graus YMF, Kuks JBM, Molenaar PC. Acetylcholine release in myasthenia gravis: regulation at single end-plate level. Ann Neurol 1995;37:627-36.
Lundh H, Milsson O, Rosén L, Johansson S. Practical aspects of 3,4-diaminopyridine treatment of the Lambert-Eaton myasthenic syndrome. Acta Neurol Scand 1993;88:136-40.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, januari 1996,
Wij danken collega Oosterhuis voor zijn aanwijzingen wat betreft de toepassing van 4-aminopyridine bij behandeling van het Lambert-Eaton-syndroom, botulisme en myasthenia gravis. Uit literatuuronderzoek weten wij dat met 3,4-aminopyridine betere resultaten geboekt worden bij de behandeling van dit syndroom. In het artikel hebben wij ons beperkt tot een beschrijving van 4-aminopyridine en hebben de genoemde toepassingen slechts aangestipt.
De kritiek op de anti-epileptische therapie is onjuist. In het artikel staat dat wij gestart zijn met clonazepam. Later deden zich ventriculaire ritmestoornissen voor en ondanks behandeling met clonazepam en diazepam (25 mg i.v. in circa 1,5 uur) ontstond een moeilijk te couperen insult. In overleg met de neuroloog werd fenytoïne 250 mg i.v. gegeven. Bij een dreigende status epilepticus, tijdens behandeling met benzodiazepinen, is fenytoïne een goede keus en is de dosering volgens het Farmacotherapeutisch Kompas voldoende. De aarzeling om fenytoïne te geven in deze situatie is duidelijk. Bekend is dat fenytoïne gecontraïndiceerd is bij een sino-atriaal (SA)- of atrioventriculair (AV)-block, maar dat het als klasse IB-anti-arrhythmicum de SA- en de AV-geleiding ook kan verbeteren. Ook is fenytoïne bij de behandeling van een digitalisintoxicatie met ventriculaire ritmestoornissen (waaronder ook versneld idioventriculair ritme; AIVR) eerste keus. De kortdurende AIVR beschouwden wij als een ventriculaire ritmestoornis en een SA- of AV-block hebben wij niet waargenomen. Na toediening van fenytoïne hebben zich geen ritmestoornissen of epileptische insulten voorgedaan.