Het is inmiddels 20 jaar geleden dat Köhler en Milstein de technologie beschreven voor de ontwikkeling van monoklonale antilichamen.1 Deze ontdekking heeft terecht geleid tot de toekenning van de Nobelprijs aan deze beide onderzoekers in 1984.2 Binnen de oncologie valt de toepassing van monoklonale antilichamen bij het stellen van de diagnose en bij het volgen van het ziektebeloop niet meer weg te denken. Evenals 10 jaar geleden lijkt het ons een geschikt moment om de stand van zaken te beschrijven en in te gaan op de ontwikkelingen in de bijdrage van monoklonale antilichamen aan het karakteriseren en het lokaliseren van tumorweefsel en aan de behandeling van de oncologische patiënt (tabel).3
Monoklonale antilichamen
Tumorcellen onderscheiden zich in meerdere opzichten van normale cellen en lenen zich bij uitstek voor het opwekken van monoklonale antilichamen tegen zogenoemde tumorgeassocieerde antigenen.4-6 Deze antigenen zijn meestal niet tumorspecifiek, maar komen bij…
(Geen onderwerp)
Tilburg, januari 1996,
Met belangstelling heb ik het artikel over monoklonale antilichamen in de oncologie van Boven et al. gelezen (1995;2552-8). Graag zou ik een tweetal opmerkingen willen maken.
De auteurs geven aan dat de tumormerkstof prostaatspecifiek antigeen (PSA) specifiek zou zijn voor prostaatweefsel. Recente onderzoeken hebben echter aangetoond dat ook andere weefsels PSA tot expressie brengen.1 Speciale aandacht verdient de expressie van PSA in mammacarcinoomweefsel. Verhoogde expressie van PSA is mogelijk een onafhankelijke positieve prognostische factor.
Het in vivo-gebruik van monoklonale antilichamen kan leiden tot een immuunrespons en zo tot de ontwikkeling van humane anti-muizenantilichamen. Deze kunnen problemen opleveren bij vervolg van deze vormen van diagnostiek en (of) therapie.23 Het is belangrijk om op te merken dat bovendien de follow-up met behulp van tumormerkstoffen ernstig kan worden gestoord door deze heterofiele antilichamen. Dit geldt overigens niet alleen voor de analysen van deze merkstoffen, maar voor alle analysen waarbij gebruik gemaakt wordt van (monoklonale) antilichamen. De uitslagen kunnen zowel fout-verhoogd als fout-verlaagd zijn. Hiervan is in de recente literatuur herhaaldelijk melding gemaakt.4-6 Toepassing van chimere moleculen voor in vivo-diagnostiek of -therapie zal de kans op het ontstaan van een immuunrespons verminderen en hierdoor ook interferenties in immunoassays voorkomen. Bovendien kunnen deze chimere antilichamen gebruikt worden in immunoassays om de interferentie van humane anti-muizenantilichamen te verminderen.7 De fabrikanten van immunoassay-kits trachten de genoemde interferentie te voorkomen of te verminderen door toevoeging van non-specifieke muizenimmuunglobulinen aan de reagentia. Het is echter raadzaam om op de hoogte te zijn van dit fenomeen en er rekening mee te houden bij de interpretatie van (afwijkende) uitslagen bij patiënten aan wie monoklonale antilichamen zijn toegediend.
Diamandis EP, Yu H. New biological functions of prostate-specific antigen? J Clin Endocrinol Metab 1995;80:1515-7.
Lamers CH, Gratama JW, Warnaar SO, Stoter G, Bolhuis RL. Inhibition of bispecific monoclonal antibody (bsAb)-targeted cytolysis by human anti-mouse antibodies in ovarian carcinoma patients treated with bsAB-targeted activated T-lymphocytes. Int J Cancer 1995;60:450-7.
Legouffe E, Liautard J, Gaillard JP, Rossi JF, Wijdenes J, Bataille R, et al. Human anti-mouse antibody response to the injection of murine monoclonal antibodies against IL-6. Clin Exp Immunol 1994;98:323-9.
Hertel A, Baum R. Influence of human anti-murine antibodies on in vitro assays in ovarian cancer patients. Hybridoma 1993;12:571-6.
Deacon R, Hellebostad M, Gaines Das RE, Milne A, Rowley M, Cotes PM. Invalidity from nonparallelism in a radioimmunoassay for erythropoietin accounted for by human serum antibodies to rabbit IgG. Exp Hematol 1993;21:1680-5.
Hellthaler G, Briedigkeit L, Zinn W. Prolaktin-Fehlbestimmung infolge heterophiler Antikörper. Geburtshilfe Frauenheilkd 1995;55:55-6.
Kuroki M, Matsumoto Y, Arakawa F, Haruno M, Murakami M, Kuwahara M, et al. Reducing interference from heterophilic antibodies in a two-site immunoassay for carcinoembryonic antigen (CEA) by using a human/mouse chimeric antibody to CEA as the tracer. J Immunol Methods 1995;180:81-91.