Broeksriem en bretellen. Medisch jargon in Nederland en Vlaanderen

I.C. Gyssens
B.J. Kullberg
J.W.M. van der Meer
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:2625-6

Elk land heeft zijn eigen medische cultuur, en elke taal heeft zijn medisch jargon. Niet alleen in Amerikaanse ziekenhuizen zoals ‘The House of God’ is het jargon slechts voor ingewijden begrijpelijk, ook in de Nederlandse medische wereld is het jargon zodanig ingeburgerd dat het de gebruikers ervan niet eens meer opvalt. Dat er zelfs binnen éénzelfde taalgroep sterke verschillen kunnen bestaan in medische cultuur en in medisch jargon is naar ons weten niet eerder beschreven. Een intensieve samenwerking tussen Vlaamse en Nederlandse collegae (Nijmegen, Antwerpen, Leiden, Leuven, Gent) deed ons beseffen dat deze verschillen in jargon zo groot zijn dat het soms lijkt alsof een andere taal gebruikt wordt, zoals moge blijken uit de tabel. Geruststellend is dat de praktische aanpak van de verpleegkundigen internationaal aanwezig blijkt. Ook de relevantie van de opmerkingen van de co-assistent in de discussie blijkt weinig te verschillen. Wij adviseren de Nederlandse lezers –…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, afd. Klinische Microbiologie, Rotterdam.

Mw.I.C.Gyssens, internist.

Academisch Ziekenhuis, afd. Algemene Interne Geneeskunde, Nijmegen.

Dr.B.J.Kullberg en prof.dr.J.W.M.van der Meer, internisten.

Contact mw.I.C.Gyssens, Cogels Osylei 59, B-2600 Antwerpen, België

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Leuven, december 1994,

Met belangstelling nam ik kennis van het artikeltje van Gyssens et al. (1994;2625-6). Het is zeker een goed idee een woordenlijst samen te stellen voor gebruik door migrerende artsen tussen Vlaanderen en Nederland. Enkele onnauwkeurigheden, die in de ‘vertaling’ zijn geslopen dienen echter te worden rechtgezet.

Chef de clinique (Nederlands; Nl) is kliniekhoofd (Vlaams; Vl); diensthoofd (Vl) is hoofd van de afdeling of hoogleraar-directeur (Nl). Bureau blijft bureau. In Vlaanderen wordt het woord ‘kamer’ in het ziekenhuis gebruikt voor ziekenkamer en thuis voor de slaapkamer. Het door de ‘Ollander’ (= Nederlander, want ook Fries) gebruikte ‘mijn kamer’ wordt in Vlaanderen ‘mijn bureel’ genoemd. Voor heelkundig geïnteresseerden kan ik nog wijzen op het Vlaamse APO (anatomopathologie) voor het in Nederland gebruikte PA (pathologie) en wiek (Vl) voor tampon (Nl). Hechten (Nl) wordt genoemd naaien (Vl) en hechtingen (Nl) draadjes (Vl). ‘Dienst doen’ (Nl)is ‘van wacht zijn’ (Vl). ‘Verkouden zijn’ (Nl) is ‘een valling doen’ (Vl).

Overigens is het geen gekke gedachte om ook enkele andere ‘vertalingen’ samen te stellen voor gebruik door artsen. Een Nederlander die in Friesland begint, dient ook aan te leren dat een Fries met ‘pijn in de voet’ mogelijkerwijs last van zijn liezen heeft en dat ‘pien in de holte’ hoofdpijn (‘koppijn’ in Vlaanderen) betekent. Zo liet een (KNO)-collega die zich kort geleden in Brabant vestigde een dame zich uitkleden, die hem vertelde pijn in de ‘aaiers’ te hebben. Toen hij zich over de mammae boog, bleek dat zij (spat)aderen bedoelde.

L. Feenstra

Nijmegen, januari 1995,

Wij danken collega Feenstra voor zijn waardevolle aanvullingen. Vooral het geciteerde taalgebruik door patiënten is een feuilleton in een volgend kerstnummer waard. Wanneer een Fries zich in Vlaanderen vestigt, zijn de linguïstische complicaties waarschijnlijk aanzienlijk, en juist hij zal ongetwijfeld begrip hebben voor plaatselijke verschillen in het Vlaams. Zo is ‘kliniekhoofd’ een rang in Leuven, maar niet in alle andere centra en hebben wij ‘APO’ in Antwerpen nooit gehoord. Buiten de Dienst ORL (of is het KNO. NKO, of ‘Ear-Noas-Strôt’?) zitten ook in Leuven jongere collegae liever in een bureau dan in een bureel.

Toch kunnen woordenlijsten in het Tijdschrift niet overal in voorzien. Een ‘Ollander’ die zich in Vlaanderen vestigt, wordt daarom aanbevolen zijn brieven te laten corrigeren door een Vlaming: het is ‘een valling hebben’, of desnoods ‘een valling opdoen’.

I.C. Gyssens
B.J. Kullberg
J.W.M. van der Meer

Dordrecht; Lier, België, maart 1995,

Het artikel van de collegae Gyssens, Kullberg en Van der Meer hebben wij met plezier gelezen (1994:2625-6) .

Hoe verwarrend een gebrekkige kennis van de lokale taal kan zijn, ondervond één onzer (G.d.J.) toen hij zijn junior-coassistentschap huisartsgeneeskunde op het Friese platteland liep. Nadat een patiënt over ‘pine yn ’e holle‘ sprak, was hij eerst wel onder de indruk van de directheid waarmee de klacht onder woorden werd gebracht, maar probeerde zich vervolgens de differentiële diagnose van het rectum- en anussyndroom te herinneren. De geringe aandacht die door de huisarts aan deze klacht werd gegeven, verbaasde hem wel. Het feit dat er gedurende één spreekuur meer patiënten dezelfde klacht bleken te hebben, suggereerde bijna een epidemische verheffing van een, voor de huisartspraktijk, toch relatief zeldzame aandoening. Overleg na het spreekuur leerde dat het probleem zich aan het andere eind van de rug bevond en verklaarde de gereserveerde diagnostische aanpak. (Wanneer men overigens iets in het Fries vertaald wil hebben, kan men het opsturen naar de Fryske Akademy, Doelestraat 8, Postbus 54, 8900 AB Leeuwarden, die dit soms gratis verzorgt.)

De overige taalkundige overwegingen nodigen ook uit tot een aanvulling. Wanneer een Hollandse arts zich in het stroomgebied van de Schelde begeeft, vallen er meerdere dingen op. Ten eerste zijn onze Vlaamse collega's werkelijk polyglottisch. Behalve het Nederlands en het Engels beheersen zij namelijk ook het Frans, een dialect en soms het Duits in de actieve vorm. Hoewel Franstalige woorden vaak vermeden worden (raadpleging = polikliniek; tegenaangewezen = gecontraïndiceerd), kan ontbreken van basale kennis ambetant (vervelend) zijn wanneer men een bilan (overzicht, samenvatting) moet opstellen. Vervolgens wordt men ook met andere verschillen geconfronteerd: een ZN (Ziehl-Neelsen)-preparaat en Löwensteinkweek moeten als BK (Bacillus Koch) en Sulla-bodem worden benoemd. Een ‘X-thorax’ is of een Rx-thorax of gewoon een ‘thorax’, een ‘X-BOZ’ (buikoverzicht) is een abdomen à blanc of een abdomen-enkel. Analoog aan het Bic-ballpoint-fenomeen heet een infuus een ‘baxter’. Een baxter wordt ‘gestoken’, in Nederland ingebracht. Ook de financiële afwerking is anders: wanneer een patiënt de tussenkomst van de mutualiteit (instelling met ziekenfondskenmerken) wil in verband met terugbetaling, zal hij het remgeld niet terugtrekken. Een arts heeft een ereloon (honorarium). In de farmacotherapie wordt men onder andere geconfronteerd met onbekende of anders benoemde preparaten. De ‘Perdolan MONO’ die ‘opgestoken’ wordt, kent men in Nederland als ‘in te brengen paracetamolsup’. Valtran-druppels worden alom in Vlaanderen gebruikt. Deze combinatie van een narcotisch analgeticum (tilidine) met de narcotische antagonist naloxon komt in het Farmacotherapeutisch kompas niet voor. Toch wordt dit produkt in grote hoeveelheden door de apoteek (apotheek) verkocht en zal dus ook zijn weg naar de Nederlandse zelfmedicatie-markt vinden. Een voorbeeld van het Vlaamse pragmatisme ten opzichte van de Nederlandse drang tot correctheid wordt gevonden in het labo(ratorium): waar Nederland (om)geschoold is tot het SI-systeem, werken onze Vlaamse collega's in de traditionele eenheden (mg/dl). Eén van de argumenten daarbij is dat er geen reden is dit te veranderen zolang de V.S. nog niet omgeschakeld zijn. Het is intrigerend te zien dat ook New England Journal of Medicine toegaf het SI-systeem niet in te kunnen voeren en terugging naar het oude systeem.

Zoals Gyssens et al. adviseerden, werd de inhoud van deze brief gecorrigeerd door de tweede auteur. Wij hopen hiermee een bijdrage aan de toenemende samenwerking tussen de Vlaamse en Nederlandse medici gegeven te hebben.

G.M.Th. de Jong
K. Vandepitte

Leuven, België, april 1995,

De collegae De Jong en Vandepitte hebben volkomen gelijk dat een Fries hoofd een holle is en niet een holte; het was en is mij bekend. Holte was een zetfout, waarover ik mij verder niet meer druk heb gemaakt. Ik ben beslist géén ‘Hollandse arts in het stroomgebied van de Schelde’, want ik ben Fries en daarmee Nederlander. Ik heb weliswaar enkele jaren in (Noord- en Zuid-)Holland gewoond, maar langere tijd in andere provincies van Nederland, waaronder Friesland.

Door de reactie van De Jong en Vandepitte uitgedaagd, wil ik graag opmerken, dat er naast het ABN, tegenwoordig AN, geen ABV bestaat. Het advies van Gyssens et al. (1995:349-50) op. Het blijkt dan dat, zoals zij ook aangeven, het Vlaams van de ene regio niet identiek is aan dat van de andere. Zo is ORL de meest voorkomende benaming in Vlaanderen voor het Nederlandse KNO. In Leuven spreken wij echter van NKO maar in Brugge van NOK. APO (PA) is in Leuven de afkorting voor anatomopathologisch onderzoek en door Gyssens et al. in Antwerpen nooit gehoord naar hun zeggen. In Leuven hebben verkouden patiënten beslist wèl een valling gehad of gedaan, maar nooit opgedaan, zoals Gyssens et al. stellen. Bovendien werken wij in Leuven wèl in burelen en niet in bureaus, dit kennelijk eveneens in tegenstelling tot de (jongere) Antwerpse collegae van Gyssens et al. Het is boeiend.

Mijn – kennelijk – onvoldoende duidelijk geformuleerde overweging bij de vorige ingezonden brief was dat elke ‘nietautochtone’ arts zich het inheemse lokale jargon voor lichaamsdelen en ongemakken moet eigen maken en dat dit niet alleen geldt voor Nederlanders in Vlaanderen, maar ook voor Nederlandstaligen binnen andere taal- of dialectregio's. Voor de goede orde: deze ingezonden brief is door een loepzuivere Vlaming, woonachtig in Leuven en het lokale Vlaams machtig, nagelezen.

L. Feenstra