Inleiding
Roept het woord ‘psychosomatisch’ tegenwoordig vooral associaties op met lichamelijke klachten zonder somatisch substraat, tot nog niet zo lang geleden verwees deze term naar bepaalde interne ziektebeelden, waarbij psychische factoren etiologisch van groot belang werden geacht. Te noemen zijn: asthma bronchiale, ulcus ventriculiduodeni, colitis ulcerosa, essentiële hypertensie. In Nederland werd de psychosomatische visie op deze ziekten vooral uitgedragen door dr.J.Groen. Als er één persoon is met wie de ‘klassieke’ psychosomatiek kan worden vereenzelvigd, dan is hij dat.
Groen (1903-1990) was internist. Tijdens zijn onderduikperiode in de oorlogsjaren was hij in de gelegenheid uitvoerige gesprekken te voeren met patiënten met ‘psychosomatische’ ziektebeelden. Op grond hiervan ontwikkelde hij zijn ideeën over de zijns inziens belangrijke rol van de psyche bij het ontstaan of het verergeren van lichamelijke ziekten. Kennisneming na de oorlog van publikaties van Amerikaanse psychoanalytici (F.Alexander en medewerkers) bevestigde hem in zijn opvattingen. Met steun van de Rockefeller Foundation…
(Geen onderwerp)
Vessem, januari 1995,
Als huisarts wil ik gaarne wat kritisch commentaar geven bij het mijns inziens tendentieuze betoog van prof.Rooijmans (1994;2611-4). De psychosomatische geneeskunde is namelijk in eerste instantie een methode geworden om patiënten minstens via twee denkrichtingen te benaderen: de ene gebaseerd op de natuurwetenschap en de andere gebaseerd op menswetenschappen (psychologie, sociologie et cetera). De methode berust dus op holistische mensbeschouwing.
Daarnaast wordt de term gebruikt om de ontstaanswijze en vooral het beloop van een aantal ziekten mèt lichamelijk substraat te koppelen aan intrapsychische processen vaak van intermenselijke oorsprong. Helaas wordt en werd de term ‘psychosomatisch’ altijd al misbruikt door niet-ingewijden als bedoeld werd lichamelijke klachten zonder somatisch substraat, hetgeen wij nu gewoon functionele klachten noemen.
De psychosomatische geneeskunde als methode heeft in Nederland bij de huisartsen enorme opgang gemaakt: termen zoals tweesporenbeleid, vraagverheldering en preventie van somatische fixatie zijn algemeen geaccepteerd op alle universitaire huisartsinstituten.
De zogenaamde specificiteitstheorie van Alexander was inderdaad waarschijnlijk een overschatting van de psychoanalytische mogelijkheden om patiënten met psychosomatische ziekten te kunnen genezen. Desalniettemin zijn veel huisartsen ook nu nog ervan overtuigd dat psychosociale factoren een grote rol spelen bij het beloop van astma, hypertensie, colitis ulcerosa, ulcus pepticum, coronairziekten en diabetes mellitus.
Voorts is naar mijn mening de somatische technologie de afgelopen veertig jaar ook nauwelijks verder gekomen wat betreft causaliteit en etiologie van genoemde ziektebeelden; enige bescheidenheid lijkt ook daar gerechtvaardigd.
Ten slotte wil Rooijmans zijn historische gelijk bewijzen door te verwijzen naar de Diagnostic and statistical manual of mental disorders. Dit is niet minder, maar ook niet meer dan het Amerikaanse classificatiesysteem van psychiatrische stoornissen: het is in wezen een soort herbarium, een indelingssysteem volgens bepaalde afspraken gemaakt. De klassieke psychosomatosen zijn, zoals in het voorgaande werd omschreven, in eerste instantie ziekten mèt lichamelijk substraat en horen in deze catalogus dus terecht niet thuis.
Vele huisartsen vinden dat Groen en Bastiaans inderdaad dokters van historische importantie zijn geworden, zoals Freud, Alexander en P.C.Kuiper. Profeten worden echter in hun eigen land vaak niet geëerd!
(Geen onderwerp)
Leiden, januari 1995,
Mijn artikel was geen betoog over ‘de’ psychosomatiek, maar handelde over verschillen van inzicht tussen Stokvis en Groen, respectievelijk tussen de ‘Leidse’ en de ‘Amsterdamse school’. Die verschillen van inzicht betroffen niet het belang van de psychosomatische zienswijze, en hadden evenmin betrekking op de rol die psychische factoren kunnen spelen in het beloop van lichamelijke ziekten. De opvatting dat psychische factoren ook etiologische betekenis kunnen hebben, werd ook door Stokvis onderschreven. Wat Stokvis vooral scheidde van Groen was dat hij sceptisch stond ten opzichte van de stellige beweringen van Groen en medewerkers over de etiologische betekenis van psychische conflicten bij de zogenaamde psychosomatosen. Later uitgevoerd empirisch onderzoek heeft laten zien dat Stokvis op dit punt meer gelijk had dan Groen. Psychische factoren spelen soms een rol, maar die rol is bescheidener en aspecifieker dan vroeger werd gedacht. De belangstelling binnen de psychiatrie voor de psychosomatosen is dan ook in de laatste decennia sterk afgenomen. Ter illustratie daarvan verwijs ik naar verschillen in teksten over deze aandoeningen in de achtereenvolgende edities van de psychiatrische classificatiesystemen.
‘Psychosomatiek’ is, zo is mij wel eens vaker gebleken, een gevoelig onderwerp. Daarom nog dit: een bescheiden hommage aan Stokvis (wiens werk vrijwel in vergetelheid is geraakt) houdt geen ontkenning in van de betekenis die Groen heeft gehad voor de geneeskunde. Groen heeft ongetwijfeld een uitermate belangrijke en inspirerende rol gespeeld – al heeft hij ook wel eens de plank misgeslagen.