Sterfte onder jonge mensen: oorzaken en achtergronden

Onderzoek
F. Bijlsma
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:2439-43
Abstract

Samenvatting

Doel

Bestudering van het sterftepatroon in de leeftijdsgroep 15-24 jaar in Nederland, 1983-1992.

Opzet

Retrospectief.

Plaats

Centraal Bureau voor de Statistiek, Doodsoorzakenstatistiek.

Methode

De jaarlijkse resultaten, gebaseerd op de B-formulieren en volgens de International Classification of Diseases (ICD)-9 gerangschikt naar primaire doodsoorzaak, werden over de 10-jaarsperiode samengenomen en ingedeeld naar hoofdgroepen die, waar nodig, werden onderverdeeld. Daarnaast werd het verloop in de tijd onderzocht en werd een vergelijking gemaakt met gegevens uit andere landen.

Resultaten

De meeste jonge mensen (61,5 van de mannen en 45,2 van de vrouwen) overleden aan uitwendige oorzaken van letsel en vergiftiging, met verkeersongevallen en zelfdoding als belangrijkste categorieën. Bij de natuurlijke doodsoorzaken stonden (kwaadaardige) nieuwvormingen op de eerste plaats, gevolgd door ziekten van zenuwstelsel en zintuigen, ziekten van hart en bloedvaten en aangeboren afwijkingen. Er was een vrij grote groep ‘symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden’ waarvan de doodsoorzaak bij meer dan 90 onbekend was (65,8 was in het buitenland overleden zonder overlijdensverklaring). Het verloop in de tijd liet een lichte daling zien. In vergelijking met andere landen (Europa, USA) neemt Nederland een gunstige positie in.

Conclusie

Een verdere daling van de sterfte onder 15-24-jarigen kan worden bereikt door terugdringing van het aantal ongevalsdoden en suïcides, alsmede door een actief beleid ten aanzien van (vooral) kwaadaardige nieuwvormingen, infectieziekten, erfelijke ziekten en aangeboren afwijkingen. Bestaande onzekerheden zouden door een hoger obductiepercentage ten dele kunnen worden verholpen.

Auteursinformatie

Centraal Bureau voor de Statistiek, Prinses Beatrixlaan 428, 2273 XZ Voorburg.

Dr.F.Bijlsma, patholoog, op persoonlijke titel.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Santpoort, december 1994,

Met interesse las ik het artikel van collega Bijlsma (1994;2439-43). De cijfers betrekking hebbende op zelfdoding liegen er bepaald niet om, maar wat moet ik mij voorstellen bij de doodsoorzaak ‘psychische stoornissen’, voor 25 mannen en 20 vrouwen opgegeven als doodsoorzaak. Aan welke psychische stoornissen moet dan gedacht worden? Het valt mij moeilijk psychische stoornissen voor de geest te halen die tot de dood leiden. Men zou kunnen denken aan het maligne neurolepticasyndroom of de acute dodelijke katatonie, maar ook dan is de doodsoorzaak nog discutabel.

Wanneer het stoornissen betreft die leiden tot een suïcide, dan wordt het een andere zaak, maar dan moet het totale aantal van 45 te laag zijn. Bovendien zou dat betekenen dat het totale aantal zelfdodingen van 1482 blijkbaar betrekking heeft op een cohort waarbij niet sprake was van evidente psychische stoornissen. Het aantal van 45 moet dan weer te hoog zijn, omdat gevoeglijk kan worden aangenomen dat zelfdoding vooral bij jonge mensen voor een zeer belangrijk deel berust op het bestaan van stoornissen van psychische aard.

Zou de auteur dit nog duidelijk maken?

S. Timmers

Voorburg, december 1994,

Het door collega Timmers bedoelde hoofdstuk ‘Psychische stoornissen’ van de ‘International statistical classification of diseases, injuries and causes of death (’Mental disorders‘, ICD-9-codes 290-319) biedt een bonte verscheidenheid aan ziektebeelden. Nadere bestudering van de 45 jonge mensen (25 mannen en 20 vrouwen) die in de periode 1983-1992 aan een hieronder genoemde ziekte overleden leert dat de grootste groepen worden gevormd door anorexia nervosa (16), verslavingsziekten (14) en acute alcoholintoxicatie (6). Er zijn voorts kleine aantallen voor andere ziektebeelden, waaronder zwakzinnigheid. Het betreft uiteraard, zoals in mijn artikel gesteld, steeds de primaire doodsoorzaak en in verschillende gevallen is op de B-formulieren aangegeven dat de dood uiteindelijk is ingetreden door directe gevolgen en (of) complicaties van de genoemde ziekten.

Het is heel goed mogelijk en zelfs waarschijnlijk dat zich onder de 1482 gevallen van zelfdoding personen met ernstige psychische stoornissen hebben bevonden. Wij volgen echter op het Centraal Bureau voor de Statistiek de internationale afspraken waarbij zelfdoding steeds als primaire doodsoorzaak wordt beschouwd. Ik ben het geheel met Timmers eens dat in veel gevallen psychisch lijden in feite de basale aandoening vormt. Zou men het, indien bekend, als zodanig willen rubriceren en coderen, dan verliest men zich in discussies in hoeverre de betrokkene ‘psychisch gestoord’ was en gaat bovendien de vergelijkbaarheid van de statistiek, in Nederland in de tijd en vooral internationaal, geheel verloren. Daarbij komt dat in gevallen van zelfdoding een eventueel bestaande psychische stoornis vrijwel nooit wordt aangegeven. Daar nodigt de indeling van het B-formulier (eveneens op internationale afspraken berustend) ook niet toe uit, omdat onder ‘niet-natuurlijke dood’, waarvan zelfdoding immers een der categorieën vormt, uitsluitend naar de toedracht van de gebeurtenis en de aard van het letsel wordt gevraagd. Indien vermeld, wordt psychische stoornis bij zelfdoding als secundaire doodsoorzaak opgevat.

F. Bijlsma