In de afgelopen decennia zijn de mogelijkheden van diagnostiek en behandeling van schedel- en hersenletsel toegenomen. De grondslagen voor de diagnostiek werden in de jaren zeventig gelegd door de introductie van de ‘Glasgow coma scale’ (GCS) en de ‘Glasgow outcome scale’ (GOS).12 Tevens ontstond meer inzicht in de functionele anatomische afwijkingen bij syndromen ten gevolge van traumatische hersenbeschadiging.3 De sterk toegenomen mogelijkheden van de radiodiagnostiek in de vorm van computertomografie en kernspinresonantie-tomografie (MRI), de registratie van de elektrische activiteit van de hersenen (EEG) en van ‘evoked potentials’ en het meten van onder andere intracraniële druk en cerebrale bloeddoorstroming hebben ook het inzicht in de pathofysiologie vergroot.
In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de huidige stand van zaken wat betreft de acute opvang en het beoordelen van de prognose van schedel- en hersenletsel bij volwassenen.
Incidentie van schedel- en hersenletsel
De incidentie van hersenletsel wordt in…
(Geen onderwerp)
Hoensbroek, november 1994,
Van der Naalt et al. geven in hun caput selectum over schedel-en hersenletsel bij volwassenen (1994;2279-83) een helder en duidelijk overzicht van de problematiek bij deze categorie patiënten. Terecht wijzen zij erop dat voor de eindbeoordeling na hersenletsel niet alleen fysieke defecten in aanmerking genomen moeten worden, maar ook het mentaal, cognitief en sociaal functioneren. De door hen genoemde ‘Glasgow outcome scale’ (GOS) maakt het inderdaad niet mogelijk deze aspecten goed te beoordelen.
Op grond van elders gepubliceerde beoordelingsschalen,12 waarnaar ook in hun artikel verwezen wordt,1 en eigen ervaringen bij de revalidatie van hersenletselpatiënten is vanaf 1987 in het Revalidatiecentrum Hoensbroeck de ‘Hoensbroeckse beperkingenschaal hersenletsel’ (HBS-H) ontwikkeld. De HBS-H is een observatieschaal voor beoordeling van vaardigheden en gedragsmogelijkheden van adolescenten en volwassenen met een niet-aangeboren hersenletsel. De schaal bevat 59 meerkeuze-items die ingedeeld zijn naar 6 functioneringsgebieden: cognitie, gedrag, activiteiten van het dagelijks leven (ADL), houding en beweging, communicatie en sociaal-maatschappelijk functioneren. Bij elk item staan meerdere nauwkeurig geformuleerde antwoordmogelijkheden welke de mate van zelfstandigheid in een vaardigheid omschrijven of het niveau van het gedrag aangeven. Scoring van de items door een ervaren beoordelaar kost minder dan 10 minuten. Als beoordelaars kunnen medewerkers uit diverse disciplines ingeschakeld worden (artsen, verpleegkundigen, paramedici, psychologen, maatschappelijk werkers et cetera), met als enige voorwaarde dat zij de patiënt kennen en in staat zijn hem te observeren. De scores kunnen met behulp van eenvoudige software op een personal computer verwerkt worden.
De HBS-H is inmiddels gepubliceerd,3 en is daarmee ook beschikbaar voor gebruik elders. Verder onderzoek naar psychometrische kenmerken van de HBS-H en gebruiksmogelijkheden ervan vindt nog steeds plaats. Onzes inziens is de HBS-H bij uitstek geschikt om de niet-fysieke verschijnselen na schedel- en hersenletsel bij volwassenen in kaart te brengen, het verloop ervan te volgen in de tijd en de eindtoestand na letsel te beoordelen.
Rappaport M, Hall KM, Hopkins K, Belleza T, Cope DN. Disability rating scale for severe head trauma: coma to community. Arch Phys Med Rehabil 1982;63:118-23.
Carey RG, Posavac EJ. Rehabilitation program evaluation using a revised level of rehabilitation scale (LORS-II). Arch Phys Med Rehabil 1982;63:367-70.
Hoenderdaal PL, Beers KA, Douma M. Hoensbroeckse beperkingenschaal hersenletsel (HBS-H). Hoensbroek: IEC/IRV, 1994.
(Geen onderwerp)
Nijmegen, december 1994,
Naar aanleiding van het themanummer over traumatologie van dit tijdschrift en meer in het bijzonder de bijdrage van collega Van der Naalt et al., willen wij enige aanvulling op naar onze mening niet volledig belichte onderdelen geven (1994;2279-83).
In tegenstelling tot wat wij in de dagelijkse praktijk zien, zou men bij lezing van dit artikel de indruk kunnen krijgen dat de inbreng van het specialisme kaak- en aangezichtschirurgie in de evaluatie en de behandeling van het trauma capitis ontbeerd kan worden. Dat dit onterecht is, blijkt uit de literatuur en uit de resultaten van een onlangs door ons gehouden schriftelijke enquête onder 20 geselecteerde traumacentra in België en Nederland.1 Deze resultaten werden in maart 1994 gepresenteerd op de gezamenlijke vergadering van de Belgische en de Nederlandse Vereniging voor Cranio- en Maxillofaciale Heelkunde te Antwerpen.2
Uit deze gegevens blijkt onder andere dat er behoefte bestaat aan gestandaardiseerde protocollen voor de opvang van ernstig gewonde patiënten met een trauma capitis, waarbij behalve door het traumateam, de neuroloog en eventueel de neurochirurg, een belangrijke plaats wordt ingenomen door de kaak- en aangezichtschirurg. Het is belangrijk te onderkennen dat deze hiertoe ook al in de diagnostische fase dient te participeren in de multidisciplinaire opvang van de patiënt en dat het protocol voldoende informatie dient te genereren voor adequaat ingrijpen.3 Hierbij valt te denken aan beeldvormende diagnostiek, maar ook aan coördinatie van verschillende chirurgische teams en indien gelijktijdig geopereerd wordt, overleg met de anesthesist over de wijze van intuberen, afdekken, ligging, plaats van lijnen, et cetera. Hoewel de indicaties voor de werkwijze primair gedicteerd worden door resuscitatieve en neurologische graadmeters, is het praktisch zich vooraf te realiseren wie na initiële stabilisatie van de patiënt de behandeling zal overnemen en het beleid daarop af te stemmen, te beginnen bij binnenkomst van de patiënt.
Bramley P. Basic principles of treatment. In: Rowe NL, Williams JLI, editors. Maxillofacial injuries. Edinburgh: Churchill Livingstone, 1985.
Hannen EJM, Damme PhA van. Imaging in head injury [abstract]. J Trauma (ter perse).
Davidson MJC, Daly BD, Russell JL. The use of computed tomography in the management of facial trauma by British oral and maxillofacial surgeons. Br J Oral Maxfac Surg 1991;29:80-1.