Hoewel de observatie dat er een oorzakelijke relatie bestaat tussen het ontstaan van psychiatrische stoornissen bij kraamvrouwen en de bevalling reeds dateert uit de Griekse Oudheid, is daar in de moderne psychiatrische classificatiesystemen weinig meer van terug te vinden. Dat de werkelijkheid hiermee mogelijk geweld wordt aangedaan blijkt vooral uit modern epidemiologisch onderzoek; dit heeft inmiddels aangetoond dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen het krijgen van een kind en het ontstaan van psychosen.1-3 Dit blijkt onder andere uit het feit dat de kans om met een psychose opgenomen te worden binnen 30 dagen na een bevalling ongeveer 20 keer (2000) zo groot is als vóór de zwangerschap.3 Er bestaat geen andere levensgebeurtenis die leidt tot zo'n enorme toename in psychiatrische opnamen.4
In dit artikel geven wij een overzicht van de verschillende psychiatrische syndromen waarbij een specifieke samenhang met het kraambed mag worden verondersteld.
(Geen onderwerp)
Lent, juni 1994,
Het artikel van de psychiaters Klompenhouwer en Van Hulst heb ik met grote belangstelling gelezen (1994;1009-14). Zij beschrijven op heldere wijze ernstige psychiatrische stoornissen bij kraamvrouwen: de niet-psychotische postpartum-depressie en psychosen.
Als huisarts zal men psychose bij een kraamvrouw 1-2 keer meemaken (normpraktijk, ongeveer 40 bevallingen per jaar; 30-35 jaar huisarts zijn, en een frequentie van psychosen bij kraamvrouwen van 1-2 per 1000 bevallingen).
In mijn praktijk heb ik 3 jaar geleden een postnatale psychose meegemaakt en dit heeft een enorme indruk achtergelaten. Patiënte was door de verloskundige begeleid en ik werd er op de 8e dag post partum bijgeroepen. Ondanks allerlei pogingen haar psychose ‘in te dammen’ moest zij via de RIAGG-crisisdienst gedwongen opgenomen worden. Dit heeft zij als een enorme vernedering ondergaan.
Vorig jaar was zij wederom zwanger en ik wist van de recidiefkans van circa 40%. Na toestemming van het betreffende ziekenfonds heb ik de begeleiding van de zwangerschap op me genomen. (In onze tweemanspraktijk doen wij nog zo'n 15 bevallingen per jaar.) Zowel met haar als met haar man werden de kansen besproken en wij besloten ons op de kans van 60% te richten dat het goed zou gaan. Zij wilde borstvoeding geven, waarbij de afspraak werd gemaakt dat deze gestopt zou worden zodra ik zou vinden dat er medicatie gegeven moest gaan worden (in dit geval lithium). Een aantal weken voor de berekende datum werd contact gezocht met het kraamcentrum, de situatie uitgelegd en gevraagd om een ervaren kraamverzorgster. De zwangerschap verliep zonder complicaties en patiënte is thuis probleemloos bevallen. Ik bezocht haar dagelijks, 14 dagen lang, en er werd telkens uitvoerig besproken hoe het ging (was zij onrustig, kon zij genieten van het kind, sliep zij goed, kon zij zaken overlaten aan haar man en kraamverzorgster, et cetera). Bij controle op het consultatiebureau blijken moeder en kind het goed te maken (inmiddels al een half jaar). Achteraf is de moeder trots dat zij thuis bevallen is, borstvoeding heeft kunnen geven en dus een normale start heeft kunnen maken met dit kind.
Als de adviezen van de auteurs waren gevolgd, was zij een tijdlang behandeld geweest met lithium en ook door diverse gynaecologen, psychiaters en (of) assistent-geneeskundigen gezien. Ik ben mij ervan bewust dat dit slechts één geval is, maar bij een goede voorbereiding en goede coöperatie van betrokkenen is het de moeite waard om bij een vrouw die in haar kraambed een psychose heeft meegemaakt zich te richten op de kans van 60% dat er bij een volgend kraambed geen psychose op zal treden. Defensieve geneeskunde kan altijd nog, maar deze patiënte had geen baat bij een maximale, wel bij een optimale begeleiding.
(Geen onderwerp)
Venray, juni 1994,
De casus die door collega Serrarens wordt voorgelegd, is een goede illustratie van het dilemma waarin patiënten en huisarts terecht kunnen komen. De benadering van Serrarens is mijns inziens volledig juist, op voorwaarde dat de keuze voor een dergelijke gang van zaken door patiënte wordt gemaakt. Dit betekent dat patiënte en haar partner op de hoogte dienen te worden gebracht van zowel de voordelen als de nadelen van een lithiumprofylaxe in het kraambed. Zij herinneren zich vaak maar al te goed hoe verwoestend de eerste psychose heeft toegeslagen (3-5 maanden psychiatrische opname, ontwrichting van het gezinsleven, een moeizame ontwikkeling van de relatie tot het kind). Het indammen van het risico van herhaling van een dergelijke gebeurtenis is nog nooit door een van onze patiënten als ‘defensieve geneeskunde’ beleefd.