Bejaarde moeders; angst voor eindigheid bepaalt geneeskundig handelen

Opinie
H.M. Dupuis
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:799-2

Wij westerlingen zijn geen meesters in het aanvaarden van grenzen. Dat blijkt uit onze permanente bezorgdheid over de eindigheid van onze jeugd, over onze vruchtbaarheid en ook over de eindigheid van het leven zelf. Of het nu gaat om het voortzetten van de jeugd, om postmenopauzale zwangerschap of om het verlengen van het leven: wij wensen ons niet neer te leggen bij de grenzen van ons bestaan.

Bij een reflectie over moederschap van bejaarde vrouwen is dit dan ook de allereerste overweging: is het streven naar zo'n postmenopauzale zwangerschap niet een zoveelste indicatie van deze attitude? En hoe kan daarop worden gereageerd?

Angst voor de dood

De krachtigste motor van de geneeskunde is onze afkeer van de eindigheid van het menselijk bestaan. De inspanning die wij ons als samenleving willen getroosten ter verlenging van het leven is indrukwekkend: kosten noch moeiten worden gespaard. Ook waar het medisch handelen zinloos lijkt…

Auteursinformatie

Rijksuniversiteit, Faculteit der Geneeskunde, vakgroep Metamedica, Postbus 2087, 2301 CB Leiden.

Mw.prof.dr.H.M.Dupuis, medisch ethicus.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Gouda, mei 1994,

Onlangs verscheen in het Tijdschrift een artikel van de hand van prof.dr.H.M.Dupuis, waarin de aandacht wordt gevestigd op de angst voor de eindigheid van het bestaan als richtsnoer voor het geneeskundig handelen enerzijds en op het ongerechtvaardigd optimisme over de resultaten van de behandeling anderzijds (1994;799-801). Dupuis wijst er terecht op dat in de publiciteit rond postmenopauzaie in vitro-fertilisatie (IVF) de nadruk wordt gelegd op de successen; zij ziet dit tevens als een extreme uiting van de houding van veel geneeskundigen.

De Vereniging van Nederlandse Vrouwelijke Artsen, (VNVA) voerde tijdens haar jaarvergadering op 26 maart jl. een uitvoerige discussie over dit onderwerp. Het is in onze cultuur gelukkig gebruikelijk dat de keuze voor het krijgen van kinderen een particuliere aangelegenheid is; de maatschappelijke druk die uitgaat van de successen in de geneeskunde moet echter niet onderschat worden. De VNVA wil er met nadruk op wijzen dat artsen een eigen verantwoordelijkheid hebben in het bekendmaken van de risico's van ingrepen in het voortplantingsproces. Wanneer zou blijken dat deze onaanvaardbaar groot zijn, dient ook het afzien van het aanbieden van een dergelijke ingreep tot de verantwoordelijkheid van artsen gerekend te worden. Er is dringend meer onderzoek nodig naar de medische, psychologische en sociale effecten op korte en lange termijn voor alle betrokkenen in dergelijke processen, dus de toekomstige moeder, de vader, het kind, maar ook de eiceldonatrice. De ervaring met DES heeft ons geleerd dat risico's soms pas op lange termijn duidelijk worden. In het artikel wordt tevens gesteld dat het probleem kwantitatief niet van grote omvang zal zijn. Hoewel dit strikt genomen juist is voor het postmenopauzale moederschap, moet worden vastgesteld dat er sprake is van een glijdende schaal in ingrijpen in het voortplantingsproces. Wat hier gesteld is over de nog onbekende risico's geldt ook voor de gewone IVF.

Dat de geneeskunde door het verleggen van grenzen de mythe in stand wenst te houden dat wij ons niet behoeven neer te leggen bij de eindigheid van het bestaan, laten wij graag voor rekening van de auteur.

F.M.M. Griffioen
S. van den Vathorst