Samenvatting
Bij 3 allochtone patiënten, een man van 16 en twee vrouwen van 45 en 20 jaar, werden bronchiëctasieën vastgesteld. De klachten waren produktieve hoest (purulent secreet) en (of) hemoptoë. Zij genazen na chirurgische resectie van de aangetaste longdelen. Met het groeiende aantal allochtonen in ons land is het aan te bevelen om bij patiënten uit deze populatie met het beeld van een hardnekkige of recidiverende bronchopneumonie de aanwezigheid van bronchiëctasieën te overwegen en gerichte diagnostiek en behandeling te laten plaatsvinden.
(Geen onderwerp)
Helmond, januari 1994,
Bij het artikel van Cozijnsen et al. kunnen enkele kanttekeningen worden geplaatst betreffende het radiologische gedeelte (1994;148-52). Zo wordt figuur 1a beschreven als zijnde een hoge-resolutiecomputertomogram van de thorax, terwijl zichtbaar is dat deze afbeelding vervaardigd is door middel van een standaardopnametechniek met een plakdikte van waarschijnlijk 10 mm. In de figuren 1b en 4 wordt wel correct vermeld dat gebruik gemaakt is van een hoge-resolutieopnametechniek. Bij figuur 4 wordt echter gesteld dat de afgebeelde bronchiëctasieën in het lingulasegment gelegen zijn. Aangezien het snedevlak in deze figuur craniaal van het niveau van de tracheabifurcatie gelegen is, en de lingulatak vanaf de oorsprong uit de bovenkwabsbronchus een naar anterolaterocaudaal gericht verloop heeft, is het lingulasegment op deze afbeelding nochtans niet zichtbaar. Geconstateerd mag worden dat de in de figuur getoonde bronchiëctasieën zich in het anteriorsegment van de linker bovenkwab bevinden, met dorsaal hiervan afbeelding van de apicoposteriortak van de linker bovenkwab op doorsnede. In dat licht bezien behoeft het geen verwondering meer te wekken dat patiënt C 2 maanden na lingularesectie een recidiefhemoptoë kreeg.
(Geen onderwerp)
Harderwijk, februari 1994,
Figuur 1a is inderdaad een standaardcomputertomogram van de thorax en niet een hoge-resolutieopname. De gekozen opname gaf de afwijking het duidelijkst weer en leende zich het best voor reproduktie. Hoewel deze opmerking van collega De Witte juist is, verandert dit niets aan de strekking van het in het artikel gestelde.
Over de kanttekening betreffende figuur 4 het volgende. Op de afbeelding zijn inderdaad de bronchiëctasieën op een niveau boven de tracheabifurcatie zichtbaar. Het is niet altijd mogelijk om op een enkele coupe het exacte segment te lokaliseren. In een artikel is het niet mogelijk alle CT-coupes te presenteren. Bij deze patiënte was het lingulasegment door adhesies en tractie naar craniaal verplaatst, zoals bij operatie werd bevestigd. Bij pathologisch-anatomisch onderzoek bleek dat de lingula uitgebreide bronchiëctasieën bevatte. Postoperatief waren de klachten over produktieve hoest verdwenen; wel was er nog eenmaal een milde hemoptoë, welke met succes door middel van embolisatie behandeld werd. Concluderend: patiënte had bronchiëctasieën in het lingulasegment en in geringe mate in het aangrenzende deel van het pectorale segment van de bovenkwab. De snelle constatering van collega De Witte, op grond van slechts een CT-coupe, is derhalve niet juist.