Dames en Heren,
In toenemende mate worden artsen in de medische praktijk geconfronteerd met patiënten die van allochtone afkomst zijn. De communicatie met hen wordt vaak bemoeilijkt door de taalbarrière en hun afwijkende culturele achtergrond. Daarnaast moeten wij rekening houden met een aantal infectieziekten die bij de autochtone bevolking niet of niet meer worden gezien. Een onvoldoende vertrouwd zijn met deze epidemiologische factoren kan soms tot ernstige vertraging leiden bij het stellen van de juiste diagnose en bij het instellen van een behandeling.
Aan de hand van de volgende ziektegeschiedenissen willen wij met u een infectieziekte bespreken die wij juist bij allochtone patiënten kunnen tegenkomen.
Patiënte A is een Marokkaanse vrouw van 30 jaar, die sinds 1987 in ons land woonde. In september 1987 werd bij haar een diagnostische laparoscopie verricht in verband met primaire infertiliteit. Hierbij werd rechts een hydrosalpinx gezien met vele adhesies. Drie maanden later onderging zij…
(Geen onderwerp)
Amsterdam, oktober 1993,
Gaarne zou ik enkele kanttekeningen willen plaatsen bij de overigens interessante klinische les van Schneider et al. (1993;1857-60).
De eerste patiënte, met menigitis tuberculosa, overlijdt uiteindelijk na meer dan 6 maanden ondanks, zoals gesteld wordt, adequate behandeling. De liquor cerebrospinalis vertoont echter na deze behandelingsduur min of meer dezelfde afwijkingen als bij de start van de therapie. Op basis van de verstrekte gegevens kan men zich dan ook afvragen waarom de pyrazinamide, als belangrijk tuberculostaticum, niet is vervangen door een ander middel toen het micro-organisme hiervoor ongevoelig bleek te zijn. Voor de uiteindelijke diagnose en conclusie zou het ook interessant geweest zijn om te weten wat de kweek van de liquor cerebrospinalis ten tijde van het plaatsen van het ventrikel-drainagesysteem had opgeleverd. Het blijft nu onduidelijk waaraan deze patiënt is overleden.
Voorts is het verwarrend een liquor-glucosewaarde van 2,4 of 2,9 mmol/l verlaagd te noemen zonder de bloedglucosewaarden te vermelden. Gebruikelijk is om als absoluut afwijkende waarde 2,2 mmol/l aan te houden of, en dat heeft de voorkeur, een liquor-glucoseconcentratie lager dan 40% van de gelijktijdig gemeten bloedglucosewaarde.1
Bepaald storend is het onzorgvuldige gebruik van de neurologische terminologie in deze les. Zo wordt in de klinische praktijk niet gesproken over een eerste en tweede ventrikel van de hersenen wanneer de zijventrikels worden bedoeld. Evenmin wordt het thoracale ruggemerg ter hoogte van Thx als ‘het verlengde merg’ betiteld en het lijkt mij ook uitgesloten dat een afwijking op dit niveau een tetraparese veroorzaakt. Het zou verstandig geweest zijn als de auteurs hun manuscript hadden voorgelegd aan een neuroloog; bij de eerste patiënt zou dan geen melding zijn gemaakt van ‘intracerebrale inklemming’. wat dat ook moge betekenen.
Harrison TR. Principles of internal medicine. 12th ed. New York: McGraw-Hill, 1991.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, november 1993,
Wij danken collega De Gans voor zijn commentaar. De reden om toediening van pyrazinamide te staken bij patiënte A met meningitis tuberculosa was dat zij op het moment dat het gevoeligheidspatroon bekend werd, behandeld werd met in haar geval 3 effectieve tuberculostatica, namelijk rifampicine, isoniazide en ethambutol, hetgeen als voldoende werd beschouwd. Alle vervolgkweken van de liquor cerebrospinalis, inclusief die ten tijde van het plaatsen van het ventrikel-drainagesysteem, zijn negatief gebleven voor mycobacteriën. De genoemde liquor-glucosewaarden waren alle lager dan 40% van de gelijktijdig gemeten bloedglucosewaarden. Met betrekking tot zijn opmerkingen over het gebruik van de neurologische terminologie moeten wij De Gans tot onze schande geheel gelijk geven: met name het onderschrift bij figuur 2 is zeer storend: er had moeten staan dat patiënte een parese aan de benen had ten gevolge van een afwijking in het myelum in het laag-thoracale gebied.