Vraag aan een willekeurige Nederlander welke medisch specialist zich toelegt op de behandeling van hart- en vaatziekten en de kans is zeer groot dat hij binnen een seconde de cardioloog noemt. Stel eenzelfde vraag over de maag-, darm- en leverziekten of spijsverteringsziekten en de kans is groot dat men – na enige bedenktijd – de internist noemt. Stap een willekeurig ziekenhuis in Nederland binnen en de route naar bijvoorbeeld de cardioloog of de internist wordt duidelijk aangegeven. Dit in tegenstelling tot de route naar een afdeling voor gastro-enterologie of maag-, darm- en leverziekten; daarnaar moet in de meeste ziekenhuizen lang gezocht worden. Deze route is er gewoonweg niet, of men komt – na enige tijd – op een endoscopie-afdeling uit.
Deze voorstelling van zaken is wellicht enigszins overtrokken, maar zeker niet in strijd met de realiteit. Met de bekendheid en de aanwezigheid van het specialisme gastro-enterologie is het in Nederland…
(Geen onderwerp)
Haarlem, december 1991,
Het commentaar van collegae Huibregtse en Meegdes heeft grotendeels onze instemming (1991;2159-62). De conclusie roept echter vragen op.
Gesteld wordt dat de commissie Nederlandse Maag-darmartsen de specialistische zorg voor patiënten met maag-, darmen leverziekten in ieder geval alleen gewaarborgd ziet wanneer de volgende punten in het beleid worden verwerkt:
– Een duidelijke profilering van de gastro-enterologie als zelfstandig deelspecialisme, vergelijkbaar met de deelspecialismen ‘cardiologie’, ‘longziekten’ en ‘reumatologie’.
– De incorporatie van de gastro-enterologie in de gezondheidszorg; dit specialisme dient niet langer gezien te worden als een superspecialisme.
– Het in toenemende mate aanstellen van erkende gastro-enterologen in algemene ziekenhuizen.
Onze vraag is: waarom gastro-enterologen in plaats van internist-gastro-enterologen? Wij weten dat het specialisme gastro-enterologie al zeer oud is, doch in de praktijk functioneert veelal de internist-gastro-enteroloog en dat heeft vele voordelen, zie bijvoorbeeld het functioneren van een internist-nefroloog.
– Een gastro-enteroloog hoeft niet extra naast de internist te komen: er kan substitutie plaatsvinden van ‘internist-plaatsen’ voor ‘internist-gastro-enteroloogplaatsen’. Daarmee zijn wij ook af van de inderdaad onzinnige norm die de richtlijnen Ziekenhuisvoorzieningen stellen.
– Bovendien kan de internist-gastro-enteroloog in de maatschap internisten blijven werken; verwijzingen buiten de maatschap zijn niet meer nodig.
– Het concurrentie-element vervalt.
– Het tekort aan gastro-enterologen zal sneller opgevuld kunnen worden.
– Ingewikkelde discussies over de profilering van het vak ten opzichte van de interne geneeskunde worden veel eenvoudiger.
– In veel niet-academische ziekenhuizen is duidelijk de wens aanwezig om in één maatschap samen te werken met een internist-gastro-enteroloog.
– Een verdergaande opsplitsing van het specialisme interne geneeskunde is niet gunstig voor de gezondheidszorg. Ook wordt het voor kleine maatschappen steeds moeilijker om 24 uur zorg te leveren, terwijl ook de (alleen werkende) gastro-enteroloog niet in staat is om adequate 24-uurszorg te leveren.
Discussie hierover is eerder gevoerd; strijdbijlen kunnen echter begraven worden. Het lijkt tijd het gesprek hierover wederom te openen.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, januari 1992,
De reactie van collega Hensen et al. bevat de nodige ingrediënten voor een discussie. Deels is deze discussie al door de praktijk achterhaald. In toenemende mate zijn geregistreerde gastroenterologen werkzaam binnen internistenmaatschappen, bijvoorbeeld ook in het ziekenhuis van Hensen. Deels zal deze discussie nog verder gevoerd moeten worden, maar onzes inziens tussen de besturen van de respectieve wetenschappelijke verenigingen.