Inleiding
Veel nierziekten gaan gepaard met glomerulair eiwitverlies. Wanneer er sprake is van een combinatie van een verlies van meer dan 3-5 gram eiwit per dag in de urine, een verlaagd serumalbuminegehalte, een verhoogd serumcholesterolgehalte en oedeem, spreken wij van nefrotisch syndroom. De oorzaken van een dergelijk eiwitverlies variëren van verschillende vormen van glomerulonefritis, diabetische nefropathie en amyloïdose tot nefrosclerose.1 De behandeling zal, indien mogelijk, gericht zijn op het genezen van het primaire ziekteproces. Zo zal men bij een ‘minimal change’-nefrotisch syndroom een behandeling met prednisolon geven. Meestal verdwijnt daarmee de proteïnurie volledig. Ook bij bepaalde auto-immuunziekten, zoals gegeneraliseerde lupus erythematosus, zal met prednisolon een vermindering van de proteïnurie bereikt kunnen worden. Bij de meeste oorzaken van het nefrotisch syndroom is een dergelijke behandeling echter niet mogelijk, zodat men moet volstaan met een symptomatische behandeling. Hiermee wordt de proteïnurie geremd zonder dat de primaire oorzaak ervan wordt behandeld. Wanneer…
(Geen onderwerp)
Rotterdam, november 1991,
Met veel interesse heb ik het artikel gelezen van collegae De Jong et al. (1991;1957-60). Ik ben het met de auteurs eens dat de behandeling van proteïnurie met ‘angiotensine converting enzyme’ (ACE)-remmers bij patiënten met een diabetische nefropathie eerste keus is. Tussen de regels door meen ik te kunnen lezen dat het gebruik van calciumantagonisten niet geïndiceerd zou kunnen zijn. Er wordt gesteld dat de proteïnurie toeneemt bij het gebruik van nifedipine. De calciumantagonisten van de tweede generatie geven echter een gelijkwaardige vermindering van de proteïnurie bij patiënten met een diabetische nefropathie in vergelijking met ACE-remmers.1 Ook de calciumantagonisten veroorzaken een verlaging van de vaatweerstand in de nier met als gevolg een afneming van de glomerulaire hyperfiltratie.2
De vraag van de auteurs of vermindering van de proteïnurie een gevolg is van bloeddruknormalisatie alleen, of dat dit effect slechts inherent is aan de ACE-remmers, is onvoldoende beantwoord. Ook de calciumantagonisten hebben immers een duidelijk effect op de vermindering van proteïnurie.
Baba T, Murabayashi S, Takebe K. Comparison of the renal effects of angiotensin converting enzyme inhibitor and calcium antagonist in hypertensive type 2 (non-insulindependent) diabetic patients with microalbuminuria: a randomised controlled trial. Diabetologia 1989; 32: 40-4.
Baba T, Ishizaki T, Murabayashi S, Aoyagi K, Tamasawa N, Takebe K. Multiple oral doses of nicardipine, a calcium entry blocker: effects on renal function, plasma renin activity, and aldosterone concentration in mild-to-moderate essential hypertension. Clin Pharmacol Ther 1988; 42: 232-9.
(Geen onderwerp)
Groningen, december 1991,
Wij danken collega Van der Loos voor zijn commentaar op ons artikel over de behandeling van proteïnurie met ACE-remmers. Wij willen op twee punten ingaan.
Allereerst, hij benadrukt het effect van deze behandeling bij patiënten met diabetische nefropathie. Alhoewel wij in ons artikel geen duidelijk onderscheid hebben gemaakt tussen de resultaten van ACE-remmers bij diabetische versus niet-diabetische nefropathie, lijken hier inderdaad verschillen te bestaan. Anders dan bij niet-diabetische nefropathie blijkt dat conventionele antihypertensieve therapie bij diabetici de proteïnurie ook doet verminderen. Mogelijk is de glomerulaire eiwitlekkage bij patiënten met diabetes sterker afhankelijk van de systeembloeddruk dan bij patiënten met niet-diabetische nefropathie. Dit kan het gevolg zijn van het feit dat er, zeker in het beginstadium van diabetes, sprake is van een afferente vasodilatatie. In die situatie heeft een verlaging van de systeembloeddruk een vermindering van de intraglomerulaire capillaire druk tot gevolg en derhalve een vermindering van de glomerulaire eiwitlekkage.
Tevens benadrukt Van der Loos dat sommige calciumantagonisten een vermindering van de proteïnurie geven bij diabetische nefropathie. Wij onderschrijven dit, alhoewel de literatuur hierover wisselende resultaten toont. In de figuur hebben wij de resultaten samengevat van de ons bekende onderzoeken waarin de effecten van een ACE-remmer, meestal in dezelfde patiëntengroep, zijn vergeleken met de effecten van een calciumantagonist. Wij hebben daarbij de onderzoeken bij diabetici weergegeven,1-6 apart van die bij niet-diabetici.7-11 Terwijl bij niet-diabetici de calciumantagonisten nauwelijks effect op de proteïnurie hebben (zeker in vergelijking met de ACE-remmers), is bij diabetici in verschillende onderzoeken wel een afneming van de proteïnurie bij gebruik van calciumantagonisten te zien. In doorsnee is het antiproteïnurisch effect van de ACE-remmer duidelijker dan dat van de calciumantagonist. Het effect van deze laatste lijkt echter afhankelijk te zijn van de gebruikte soort. Nifedipine heeft nauwelijks invloed op de proteïnurie, terwijl nicardipine en diltiazem een redelijk effect hebben. In dit opzicht is het interessant dat in direct vergelijkende onderzoeken is aangetoond dat de proteïnurie toeneemt bij nifedipine, terwijl er een duidelijke daling in de proteïnurie is waargenomen bij diltiazem respectievelijk nitrendipine.1213 Waarom de ene calciumantagonist in dit opzicht een ander effect heeft dan de andere is op dit moment nog niet duidelijk.
Mimran A, Insua A, Ribstein J, Bringer J, Monnier L. Comparative effect of captopril and nifedipine in normotensive patients with incipient diabetic nephropathy. Diabetes Care 1988; 11: 850-3.
Baba T, Murabayashi S, Takebe K. Comparison of the renal effects of angiotensin converting enzyme inhibitor and calcium antagonist in hypertensive type 2 (non-insulindependent) diabetic patients with microalbuminuria: a randomised controlled trial. Diabetologia 1989; 32: 40-4.
Stornello M, Valvo EV, Scapellato L. Hemodynamic, renal, and humoral effects of the calcium entry blocker nicardipine and converting enzyme inhibitor captopril in hypertensive type II diabetic patients with nephropathy. J Cardiovasc Pharmacol 1989; 14: 851-5.
Bakris GL. Effects of diltiazem or lisinopril on massive proteinuria associated with diabetus mellitus. Ann Intern Med 1990; 112: 707-8.
Holdaas H, Hartmann A, Lien MG, et al. Contrasting effects of lisinopril and nifedipine on albuminuria and tubular transport functions in insulin dependent diabetics with nephropathy. J Intern Med 1991; 229: 163-70.
Melbourne Diabetic Nephropathy Study Group. Comparison between perindopril and nefedipine in hypertensive and normotensive diabetic patients with microalbuminuria. Br Med J 1991; 302: 210-6.
Mickisch O, Schmid M, Mann JFE, et al. Calciumantagonisten bei chronischer Niereninsuffizienz. Unerwunschte Effekte auf die glomeruläre Hämodynamik? Dtsch Med Wochenschr 1988; 113: 1546-8.
Ikeda T, Nakayama D, Gomi T, Sakurai J, Yamazaki T, Yuhara M. Captopril, an angiotensin I-converting enzyme inhibitor, decreases proteinuria in hypertensive patients with renal diseases. Nephron 1989; 52: 72-5.
Kloke HJ, Wetzels JFM, Hamersvelt HW van, Koene RA, Kleinbloesem CH, Huysmans FT. Effects of nitrendipine and cilazapril on renal hemodynamics and albuminuria in hypertensive patients with chronic renal failure. J Cardiovasc Pharmacol 1990; 16: 924-30.
Zucchelli P, Zuccala A, Borghi M, et al. Comparison of calcium channel blocker and ACE inhibitor therapy on the progression of renal insufficiency. Contrib Nephrol 1990; 81: 255-63.
Bianchi S, Bigazzi R, Baldari G, Campese VM. Microalbuminuria in patients with essential hypertension: Effects of an angiotensin converting enzyme inhibitor and of a calcium channel blocker. Am J Hypertens 1991; 4: 291-6.
Demarie BK, Bakris GL. Effects of different calcium antagonists on proteinuria associated with diabetes mellitus. Ann Intern Med 1990; 113: 987-8.
Wight JP, Brown CB, el Nahas AM. Short-term effects of calcium antagonists on renal haemodynamics in patients with chronic renal failure. Nephron 1991; 58: 62-7.