'Blow-out'-fracturen van de orbita

Klinische praktijk
K.G.H. van der Wal
J.G.A.M. de Visscher
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133:2164-7
Download PDF

artikel

De klachten en verschijnselen en de diagnostiek van zygomafracturen zijn in 1985 in dit tijdschrift aan de orde geweest.1 Behalve een zygomafractuur kunnen ook een ‘blow-out’-fractuur en (of) een fractuur van de rand van de orbita voorkomen. De blow-out-fractuur van de orbita wordt gedefinieerd als een fractuur van hetzij de orbitabodem, hetzij de mediale orbitawand, met eventueel prolaps van orbitaweefsel via het defect in respectievelijk de sinus maxillaris of de sinus ethmoidalis. Een blow-out-fractuur van de orbita is moeilijker te diagnostiseren dan een zygomafractuur, omdat de klinische symptomen van de blow-out-fractuur minder duidelijk zijn en slechts deels overeenkomen met die van een zygomafractuur. Een aparte bespreking van de blow-out-fractuur van de orbita is dan ook gerechtvaardigd. Door een goede diagnostiek en behandeling kunnen functionele complicaties, zoals dubbelbeelden, enophthalmus en ptosis en eventuele secundaire correcties hiervan, worden voorkomen.

Anatomie

De benige orbita kan voorgesteld worden als een holle, onregelmatige vierzijdige piramide waarvan de punt naar achteren, boven en mediaal wijst en waarvan de orbitaingang de basis is. De vier zijden van deze piramide worden gevormd door het orbitadak, de mediale orbitawand, de laterale orbitawand en de orbitabodem en bestaan uit deels papierdunne botlamellen. Het bot van de orbitarand is daarentegen vrij massief. Het zwakste deel van de orbita wordt gevormd door de orbitabodem met een gemiddelde dikte van 0,27 mm.2 De mediale orbitawand bestaat uit het orbitale deel van het os ethomoidale, aan de voorzijde grenzend aan het os lacrimale en aan de dorsale zijde aan een deel van het os sphenoidale. Het craniale deel wordt gevormd door de mediale processus van het os frontale. De mediale orbitawand, lamina orbitalis ossis ethmoidalis of lamina papyracea, is door de ondersteuning van de talrijke benige septa van het os ethmoidale met zijn honingraatstructuur sterker dan de orbitabodem.23

Ontstaansmechanismen

Algemeen wordt aangenomen dat een blow-out-fractuur ontstaat door een plotseling verhoogde intra-orbitale druk met transmissie hiervan naar alle wanden door het naar achteren verplaatsen van de orbita-inhoud. Dit gebeurt wanneer een convex voorwerp met een diameter iets groter dan de orbita-ingang, zoals een tennisbal, de orbita treft.4-9 Een tweede theorie beschrijft als ontstaansmechanisme een deformatie van de orbitarand op het moment van impactie waardoor er geen randfractuur maar een stressfractuur op afstand, zijnde de orbitabodem, ontstaat.10-12

Klinisch onderzoek

De klinische symptomen van de geïsoleerde blow-out-fractuur van de orbitabodem direct na het ongeval zijn: een monocle-hematoom, periorbitaal oedeem, subconjunctivale ecchymosis, epistaxis, sensibiliteitsstoornis in het verzorgingsgebied van de N. infra-orbitalis, laagstand van het oog door caudaalwaartse verplaatsing van de orbitabodem of door prolaps van orbitaweefsel in de sinus maxillaris, diplopie in verticale richting door inklemming van orbitaweefsel in de fractuurlijn en (of) door beschadiging van een oogzenuw. De orbitaranden zijn bij palpatie intact.1314

De verschijnselen die wijzen op een blow-out-fractuur van de mediale orbitawand zijn: periorbitaal oedeem en ecchymosis, subcutaan emfyseem, epistaxis, versmalling van de lidspleet bij het sterk naar lateraal kijken, beperking van adductie en abductie, retractie van de bulbus tijdens abductie en adductie (‘acquired retraction syndrome’), horizontale diplopie en een (late) enophthalmus.15-19

Een fractuur van de orbitabodem laat zich meestal eenvoudiger diagnostiseren dan een fractuur van de mediale wand. Op het totaal van orbita- en periorbitale fracturen komen orbitabodemfracturen voor in 8,3 en mediale orbitawandfracturen in 1,7 van de gevallen.18 Regelmatig gaat het om een combinatie van een mediale wandfractuur met een orbitabodemfractuur. Het voorkomen hiervan varieert van 10 tot 71.1420 In geval van een orbitabodemfractuur is dan ook zorgvuldig klinisch onderzoek naar deze combinatie noodzakelijk.231314182021

Iedere patiënt met een blow-out-fractuur behoort, zowel pre- als postoperatief, door een oogarts te worden onderzocht. Dit onderzoek dient zich te richten op eventuele motiliteitsstoornissen en vooral op de vraag of deze stoornissen verband houden met een fractuur van de orbitabodem en (of) de mediale orbitawand en of deze stoornissen direct operatieve behandeling behoeven.1314

RÖNTGENOLOGISCH ONDERZOEK De initiële röntgendiagnostiek van blow-out-fracturen van de orbita is in principe dezelfde als bij zygomafracturen. Verplaatsing van botfragmenten en (of) orbita-inhoud in de sinus maxillaris of de sinus ethmoidalis is röntgenologisch moeilijk herkenbaar, omdat de verplaatste botfragmenten erg dun zijn en de sinus maxillaris of de sinus ethmoidalis geheel of gedeeltelijk gevuld kan zijn met bloed.13 Overlappende botstructuren van de schedel kunnen de röntgenologische diagnostiek bemoeilijken.9182223 Aanvullend röntgenologisch onderzoek is derhalve geïndiceerd. Tomografie in zowel voor-achterwaartse als zijdelingse richting, met intervallen van ten hoogste 5 mm, is wenselijk bij de diagnostiek van blow-out-fracturen van de orbitabodem.2024 Sagittale computertomogrammen zijn geïndiceerd in geval van gedisloqueerde fragmenten van de orbitabodem met herniatie van orbitaweefsel in de sinus maxillaris.1325

Conventionele röntgenopnamen van de orbita kunnen fracturen van de mediale orbitawand tonen met als kenmerken orbitaal emfyseem en sluiering van de ethmoïdale cellen. Meestal leveren deze opnamen weinig gegevens op wegens overprojectie van benige structuren in deze regio, de mogelijke aanwezigheid van een andere fractuur en (of) emfyseem.91726

Hypocycloïdale tomografie geeft veelal aanvullende informatie, maar optimale informatie wordt verkregen door een axiaal computertomogram van de orbi

ta.391517202427-31

Therapie

De laatste 5 tot 10 jaren komt men meer en meer terug van het direct na het ongeval opereren van een blow-out-fractuur. Men raadt aan één of twee weken aan te zien, waarna bij ongeveer de helft van de patiënten een operatie is geïndiceerd.8132432 Ingeklemd orbitaweefsel in de orbitabodemfractuur en een zich snel ontwikkelende exophthalmus met toenemende visusdaling door een retrobulbair hematoom zijn reden voor direct chirurgisch ingrijpen.13162732-35

Door ons werden in de periode 1984-1988 11 patiënten geopereerd, waarbij de indicatie bestond uit een late enophthalmus. Bij 3 patiënten bestond een fractuur van de mediale orbitawand, 7 patiënten hadden een orbitabodemfractuur en 1 patiënt had een combinatie van beide.

De orbitabodem wordt door ons benaderd via een transconjunctivale incisie.36 De voordelen hiervan zijn: een directe benadering van de orbitabodem en het voorkomen van een zichtbaar litteken. Indien de periorbita intact is, behoeft, na het uitprepareren uit de fractuurlijn van de periorbita, de gefractureerde orbitabodem niet gereconstrueerd te worden. In geval van een periorbitale ruptuur wordt na vrijmaken van het ingeklemde orbitaweefsel uit de fractuurlijn de orbitabodem gereconstrueerd met een implantaat. Dit implantaat verhindert prolaps van orbitaweefsel in de sinus maxillaris, herstelt het oorspronkelijke orbitavolume en voorkomt vergroeiing tussen orbitaweefsel en littekenweefsel rond de orbitabodemfractuur.1435 Het implantaat dient de ruptuur van de periorbita en het defect in de orbitabodem volledig te bedekken en rust op het stabiele deel van de orbitabodem.13

Wij prefereren gelyofiliseerde humane dura ter overbrugging van kleine defecten (figuur 1). Omdat gelyofiliseerde dura te slap is ter ondersteuning van orbitaweefsel bij een groot defect in de orbitabodem gebruiken wij een vrij bottransplantaat uit de voorwand van de ipsilaterale sinus maxillaris of eventueel de crista iliaca ter overbrugging.

Een fractuur van de mediale orbitawand dient operatief behandeld te worden in geval van dubbelbeelden in het horizontale vlak en (of) een enophthalmus. Voor de benadering van de mediale orbitawand geven wij de voorkeur aan de coronaire benadering.21 Deze geeft een goede toegankelijkheid tot en direct zicht op de fractuur. Hierdoor kan eventueel gehernieerd of geprolabeerd orbitaweefsel in de fractuurlijn goed vrijgemaakt worden en kan indien nodig een bottransplantaat worden aangebracht ter reconstructie van de mediale orbitawand.21 Het litteken is kosmetisch fraai omdat het bedekt wordt door hoofdhaar.

Bij de behandeling van fracturen van de mediale orbitawand moet onderscheid gemaakt worden tussen fracturen met een enophthalmus en met een horizontale diplopie. De enophthalmus ontstaat door een ruptuur van de periorbita en leidt tot prolaps van orbitaweefsel, waardoor een discrepantie optreedt tussen de orbita-inhoud en het volume van de benige orbita. Deze enophthalmus wordt op dezelfde wijze behandeld als een blow-out-fractuur van de orbitabodem. Na het reponeren van het geprolabeerde orbitaweefsel wordt de mediale orbitawand gereconstrueerd met een vrij bottransplantaat uit de crista iliaca (figuur 2). De horizontale diplopie bij een mediale orbitawandfractuur kan verklaard worden door inklemming van de periorbitale bindweefselsepta.37 De kans op inklemming van de M. rectus medialis is gering. Is de periorbita intact, dan kan volstaan worden met het uit de fractuurlijn vrijmaken van het ingeklemde weefsel.13 Daarentegen wordt een defect in de mediale orbitawand gereconstrueerd indien de periorbita niet meer intact is.1938-40

Geïsoleerde blow-out-fracturen van de orbitabodem of de mediale orbitawand komen zelden voor. De onduidelijke symptomen, de eventuele onbekendheid hiermee en de diagnostische moeilijkheden kunnen er de oorzaak van zijn dat blow-out-fracturen van de orbita over het hoofd worden gezien. Bij een blauw oog dient men niet alleen aan een zygomafractuur te denken, maar ook aan een blow-out-fractuur van de orbita. In tegenstelling tot de behandeling van een zygomafractuur is de therapie van de blow-out-fractuur van de orbita verre van eenvoudig.

Literatuur
  1. Mays HE, Veen J van der. Het monocle-hematoom; eenonschuldig blauw oog? Ned TijdschrGeneeskd 1985; 129: 145-8.

  2. Jones DEP, Evans JNG. Blowout fractures of the orbit: aninvestigation into their anatomical basis. J Laryngol 1967; 81:1109-20.

  3. Pearl RM, Vistnes LM. Orbital blowout fractures: anapproach to management. Ann Plast Surg 1978; 1: 267-70.

  4. Pfeiffer RL. Traumatic enophthalmos. Arch Ophthalmol 1943;30: 718-26.

  5. Smith B, Regan WF. Blowout fracture of the orbit:mechanism and correction of internal orbital fracture. Am J Ophthalmol 1957;44: 733-9.

  6. Converse JM, Smith B. Enophthalmos and diplopia infractures of the orbital floor. Br J Plast Surg 1957; 9: 265-74.

  7. Cramer LM, Tooze FM, Lerman S. Blowout fractures of theorbit. Br J Plast Surg 1965; 18: 171-9.

  8. Converse JM, Smith B, Obear MF, Wood-Smith D. Orbitalblowout fractures: a ten year survey. Plast Reconstr Surg 1967; 39:20-36.

  9. Dodick JM, Galin MA, Littleton JT, et al. Concomitantmedial wall fracture and blowout fracture of the orbit. Arch Ophthalmol 1971;85: 273-6.

  10. McCoy FJ, Chandler RA, Magnan CG, Moore JR, Siemsen G. Ananalysis of facial fractures and their complications. Plast Reconstr Surg1962; 29: 381-91.

  11. Tajima S, Sugimoto C, Tanino R, et al. Surgical treatmentof malunited fracture of zygoma with diplopia and with comments on blow-outfractures. J Maxillofac Surg 1974; 2: 201-10.

  12. Austermann KH. Untersuchungen zum Entstehungsmechanismusder Blow-out Frakturen. Deutsche Zeitschrift fürMund-KieferGesichts-Chirurgie 1979; 3: 2203.

  13. Man K de. Fractures of the orbital floor: indications forexploration and for use of a floor implant. J Maxillofac Surg 1984; 12:73-7.

  14. Hotte HH. Orbital fractures. Assen: Van Gorcum,1970.

  15. Miller GR, Glaser JS. The retraction syndrome and trauma.Arch Ophthalmol 1966; 76: 662-3.

  16. Edwards WC, Ridley RW. Blowout fracture of the medialorbital wall. Am J Ophthalmol 1968; 65: 248-9.

  17. Trockel SL, Potter GD. Radiographic diagnosis of fractureof the medial wall of the orbit. Am J Ophthalmol 1969; 67: 772-3.

  18. Prasad SS. Blow-out fracture of the medial wall of theorbit. Modern problems of ophthalmology, vol 14. Basel: Karger, 1973:493-505.

  19. Leone Jr CR, Lloyd III WC, Rylander G. Surgical repair ofmedial wall fractures. Am J Ophthalmol 1984; 97: 349-56.

  20. Gould HR, Titus CO. Internal orbital fractures. The valueof laminography in diagnosis. Am J Roentgenol 1966; 97: 618-23.

  21. Visscher JGAM de, Wal KGH van der. Medial orbital wallfracture with enophthalmos. J Maxillofac Surg 1988; 16: 55-9.

  22. Saviano MF, Alonso WA. Blow-out fractures of the orbit.Laryngoscope 1970; 80: 1152-60.

  23. Davidson TM, Olesen RM, Nahum AM. Medial orbital wallfracture with rectus entrapment. Arch Otolaryngol 1975; 101: 33-5.

  24. Haverling M. Diagnosis of blow-out fracture of the orbitby tomography. Acta Radiol (Diagn) (Stockh) 1972; 12: 347-52.

  25. Zonneveld FW. Computed tomography of the temporal boneand orbit. Münich: Urban & Schwarzenberg, 1988: 170-86.

  26. Lloyd GAS. Orbital emphysema. Br J Radiol 1966; 39:933-8.

  27. Dodick JM, Galin MA, Kwitko M. Medial wall fracture ofthe orbit. Can J Ophthalmol 1969; 4: 377-8.

  28. Grove jr AS, Tadmor R, New PF, Momose KJ. Orbitalfracture evaluation by coronal computed tomography. Am J Ophthalmol 1978; 85:679-85.

  29. Ord RA, May M le, Duncan JG, Moos KF. Computerizedtomography of the medial orbital wall. Plast Reconstr Surg 1981; 67:281-7.

  30. Coker NJ, Brooks BS, Gammal TE. Computed tomography oforbital medial wall fractures. Head Neck Surg 1983; 59: 383-9.

  31. Mohr RM. Diagnostic and therapeutic considerations intrauma involving the orbit. In: Jacobs JR, ed. Maxillofacial trauma: aninternational perspective. New York: Praeger, 1983: 78-103.

  32. Bleeker GM, Bos CE. Fracturen van de orbita.Ned Tijdschr Geneeskd 1965; 109:747-58.

  33. Maisel RH, Acomb TE, Cantrell RW. Medial orbital blow-outfracture: a case report. Laryngoscope 1975; 85: 1211-5.

  34. Rauch SD. Medial orbital blow-out fracture withentrapment. Arch Otolaryngol 1985; 111: 53-5.

  35. Krausen AS, Ogura JH, Burde RM, Ostrow DE. Emergencyorbital decompression: a reprieve from blindness. Otolaryngol Head Neck Surg1981; 89: 252-6.

  36. Tessier P. The conjunctival approach to the orbital floorand maxilla in congenital malformation and trauma. J Maxillofac Surg 1973; 1:3-8.

  37. Koornneef L. Spatial aspects of the orbitalmusculo-fibrous tissue in man. Amsterdam: Swets and Zeitlinger, 1976:136.

  38. Ishise J, Ito H, Kimura M, Kawano H, Yamamoto S. Blow-outfracture of the medial orbital wall; plastic repair with tantalum mesh. NoShinkei Geka 1984; 12: 101-6.

  39. Thering HR, Bogart JN. Blowout fracture of the medialorbital wall with entrapment of the medial rectus muscle. Plast Reconstr Surg1979; 63: 848-52.

  40. Converse JM, Smith B. On the treatment of blowoutfractures of the orbit. Plast Reconstr Surg 1978; 62:100-4.

Auteursinformatie

Medisch Centrum Leeuwarden, afd. Mondziekten en Kaakchirurgie, Henri Dunantweg 2, 8934 AD Leeuwarden.

Dr.K.G.H.van der Wal en J.G.A.M.de Visscher, kaakchirurgen.

Contact dr.K.G.H.van der Wal

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.A.
van der Veen

Groningen, november 1989,

Het is jammer dat in het duidelijke overzichtsartikel van Van der Wal en De Visscher de nieuwste ontwikkelingen op diagnostisch gebied niet worden vermeld (1989;2164-7). Door onderzoek met behulp van magnetische resonantie (MR) is na te gaan of de periorbita is beschadigd en tevens of orbitavet zich heeft verplaatst (of zal verplaatsen) richting sinus maxillaris of sinus ethmoidalis. Zoals bekend, zijn op de afbeeldingen, verkregen met behulp van magnetische resonantie, de benige structuren niet, maar de weke delen des te beter te onderscheiden. Bij een intacte periorbita en geen inklemming van weefsel behoeft operatief niets te worden gedaan, ook al zouden er botstukken van de oogbodem of mediale orbitarand zijn verplaatst. Enophthalmus zal niet optreden en de wellicht aanvankelijk bestaande diplopie zal spontaan verdwijnen. Het is voor de patiënt en behandelaar prettig kort na het ongeval een uitspraak te kunnen doen wat betreft de prognose en de noodzaak aangaande een operatieve behandeling. Met afwachten of de diplopie verdwijnt en of er enophthalmus zal optreden, zullen al gauw 10 tot 14 dagen verlopen. De kans op volledig succes van een operatieve behandeling wordt aanzienlijk geringer in die periode.

Apparatuur voor beeldvorming door middel van magnetische resonantie is (nog) niet ruim gespreid in Nederland. Gezien de blijvende, wellicht invaliderende, hinder die een patiënt na een blow-out-fractuur kan ondervinden, lijkt verwijzing naar een ziekenhuis met MR-apparatuur gerechtvaardigd. In enkele gevallen zal door verwondingen elders in het lichaam transport e.d. niet mogelijk zijn, maar dat zijn uitzonderingen. Met enkele coronaire MR-opnamen is op niet-invasieve wijze een juiste beslissing aangaande een al dan niet operatieve behandeling te nemen.

J.A. van der Veen
J.M. Nauta
K.G.H.
van der Wal

Leeuwarden, december 1989,

Met belangstelling hebben wij de ingezonden brief van de collegae Van der Veen en Nauta gelezen. In hun schrijven is wellicht sprake van enige begripsverwarring betreffende de terminologie. Zo wordt gesproken over oogbodem, terwijl de juiste aanduiding moet zijn oogkasbodem of orbitabodem. Een mediale orbitarandfractuur betreft een geheel ander type fractuur, de ‘impure blow-out-fractuur’, hetgeen buiten het kader van ons artikel valt.

Bij verdenking op een blow-out-fractuur van de orbita is de behandelaar geïnteresseerd in een mogelijke beschadiging van de benige structuren en de periorbita. Beide zijn zichtbaar te maken met computertomografie. Dit in tegenstelling tot de magnetische resonantie, waarop alleen weke delen goed afgebeeld worden. Om mogelijke fracturen zichtbaar te maken, is aanvullend röntgenologisch onderzoek noodzakelijk. Door computertomogrammen van de orbita kan de behandelaar dus kort na het ongeval optimale informatie krijgen en zodoende uitspraak doen aangaande de eventuele noodzaak tot en het tijdstip van operatief ingrijpen.

Wij geven momenteel derhalve de voorkeur aan één onderzoek door middel van de computertomograaf boven dat met magnetische resonantie. Immers, laatstgenoemd onderzoek zal bij fracturen aangevuld moeten worden met additionele röntgenologische beeldvorming.

K.G.H. van der Wal
J.G.A.M. de Visscher

Amsterdam, januari 1990,

In het licht van het streven naar kostenbesparingen in de gezondheidszorg behoeft het caput selectum van collegae Van der Wal en De Visscher en het commentaar hierop van collegae Van der Veen en Nauta, enige verduidelijking (1989; 2164-7 en 2630-1). Beide scholen vallen op door overdiagnostiek en overbehandeling van de blow-out-fractuur van de orbita. Het dubbelzien na het trauma is meestal van voorbijgaande aard, omdat het veroorzaakt wordt door een intra-orbitale bloeding of intra-orbitaal oedeem, welke spontaan geresorbeerd worden. De gevolgen van dit soort fracturen zijn doorgaans heel beperkt. Er kan volstaan worden met een oogheelkundig onderzoek. Indien de motiliteit van het oog gestoord blijkt, wordt een onderbelichte röntgenfoto van de schedelbasis en een röntgenfoto volgens Waters aangevraagd. Bij een geringe dislocatie van de bodemfractuur wordt de patiënt geïnstrueerd de oogbewegingen in de richting van de beperking te oefenen. Bij het merendeel van de patiënten vermindert of verdwijnt de motiliteitsstoornis binnen twee weken. Blijft de patiënt over dubbelzien klagen, dan is gericht hoge-resolutie-computertomografisch onderzoek vereist en wordt zo nodig tot operatie overgegaan. Dit CT-onderzoek behoort te geschieden met een coupedikte van 1 of 1,5 mm in het coronale en eventueel in het sagittale vlak. Indien er sprake is van een aanzienlijke dislocatie met een toekomstige kans op enophthalmus wordt dit de patiënt medegedeeld. Over het algemeen geeft de patiënt er de voorkeur aan, het uiteindelijke resultaat af te wachten, nadat wij uitgelegd hebben dat enophthalmuscorrectie altijd nog mogelijk blijft. Enophthalmuscorrectie kan zelfs beter vanuit een stabiele uitgangssituatie worden verricht, omdat het orbitale volumetekort dan nauwkeuriger kan worden beoordeeld.

De primaire diagnostiek van Van der Wal en De Visscher en Van der Veen en Nauta gaat ons toch wel erg ver. Van der Wal noemt obsolete technieken, zoals de hypocyclodiale tomografie en het axiale computertomogram bij onderzoek van een bodemfractuur. Hij maakt hierbij gebruik van voornamelijk verouderde referenties. Van der Veen noemt vervolgens het onderzoek met behulp van magnetische resonantie (MR) als nieuwste ontwikkeling in beelddiagnostiek. Naar onze smaak hoeft de nieuwste techniek niet automatisch de beste te zijn voor het evalueren van blow-out-fracturen. Ten eerste is een vetprolaps, die op zichzelf geen indicatie voor chirurgisch ingrijpen hoeft te zijn, net zo goed, zo niet beter, te zien bij een goed CT-onderzoek. Dit komt, omdat het ruimtelijk oplossend vermogen van CT (0,5 mm) beter is dan dat van MR (ongeveer 1 mm) terwijl het contrast tussen vet en spier bij CT voldoende groot is (14%) om geen last te hebben van beeldruis. Voorts vereist dunne-coupe-MR een 10-minuten-volumescan met een grote kans op bewegingsonscherpte, terwijl CT-scans korter duren dan 10 seconden. De door Van der Wal en De Visscher geprefereerde gelyofiliseerde dura wordt door ons niet toegepast, omdat het goedkope teflon voorhanden is dat in elke gewenste dikte en ook bij grotere defecten kan worden afgestemd op het nog stabiele deel van de orbitabodem.

Concluderend kunnen wij stellen dat bij een groot deel van de patiënten met fracturen van de orbitabodem chirurgisch ingrijpen noch kostbaar beeldvormend onderzoek is geïndiceerd. Alleen bij persisterende diplopie kan goede CT waardevolle informatie verschaffen over de aan- of afwezigheid van adhesies en de uitgebreidheid daarvan en over de plaats en grootte van de defecten. Deze conclusie is gebaseerd op onze ervaring met meer dan 100 patiënten met ‘blow-out’-fracturen in de periode 1982-1989. Overigens beseffen wij dat, zoals de internist professor Borst het destijds zo treffend uitdrukte, ‘de behandeling van de patiënt afhangt van de deur van het ziekenhuis waar de ambulance stopt’.

L. Koornneef
J.A.
van der Veen

Groningen, februari 1990,

Aansluitend op de laatste zinsnede van het commentaar van Koornneef op het artikel van Van der Wal en De Visscher willen wij hetgeen ‘achter onze deur’ gebeurt in het kort weergeven.

Wanneer er op grond van de anamnese, het klinische beeld en de opname volgens Lilienfeld (Waters opname) een duidelijke aanwijzing is voor een fractuur van de orbitabodem, wordt de patiënt verwezen naar de oogarts. De bevindingen van de oogarts aangaande de mate van dubbelzien, oogbewegingsbeperkingen en enophthalmus spelen een belangrijke rol bij de beslissing tot het aanvragen van MR-onderzoek. Bij dit MR-onderzoek zijn meestal drie coronale sneden voldoende om te kunnen vaststellen of er vet vanuit de orbita in de richting van de sinus maxillaris is verplaatst. Wanneer er geen of weinig vet is verplaatst, hetgeen wijst op een respectievelijk onbeschadigde of gering beschadigde periorbita, zal er geen operatie worden verricht. Als er wel een aanzienlijke hoeveelheid vet richting sinus maxillaris is verplaatst, wordt niet afgewacht of spontane verbetering of genezing zal optreden. Het vet wordt operatief teruggebracht in de orbita en het botdefect wordt overbrugd met een teflonplaatje.

Het voordeel van behandeling kort na het ongeval is, dat de verplaatste vetmassa geen kans heeft gekregen om te verdwijnen en dat er (nog) geen verklevingen zijn opgetreden. Het zijn beide factoren die de kans op een geslaagde behandeling aanzienlijk vergroten. Een bijkomend voordeel is dat de onzekerheid bij de patiënt aangaande het al dan niet voortduren van het dubbelzien wordt weggenomen en dat de patiënt spoedig de dagelijkse werkzaamheden kan hervatten.

Kortdurend MR-onderzoek bij een gericht geselecteerde patiëntengroep weegt onzes inziens altijd op tegen de kans dat in enkele gevallen naderhand het dubbelzien niet bevredigend meer is te verhelpen.

J.A. van der Veen
J.M. Nauta