De vrees dat emoties van de moeder, zoals hevige schrik, of chemische stoffen, zoals alcohol, het kind tijdens de zwangerschap blijvend kunnen beschadigen, is reeds eeuwen oud. Dat chemicaliën inderdaad teratologische afwijkingen kunnen veroorzaken, d.w.z. aangeboren afwijkingen die meteen bij de geboorte zichtbaar zijn, werd de afgelopen decennia duidelijk door het thalidomide (Softenon)-drama, het in 1968 door Lemoine beschreven foetale alcoholsyndroom1 en de kwikvergiftigingen in Japan (‘Minamata disease’) en Irak. Steeds meer chemische stoffen blijken de hersenontwikkeling te kunnen verstoren, zoals ‘hard drugs’, marihuana, nicotine, geneesmiddelen (die door 80 van de zwangere Nederlandse vrouwen gebruikt worden,2 en waarvan de meeste teratogeen kunnen zijn), voedseladditiva en chemicaliën in het milieu, zoals lood.
Bovendien blijkt dat de klassieke macroscopisch waarneembare teratologische afwijkingen slechts relatief zelden voorkomen, en dat er veel vaker sprake is van meer subtiele ontwikkelingsstoornissen, die zich pas veel later kunnen uiten als functionele stoornissen, zoals in gedrag…
(Geen onderwerp)
Utrecht, maart 1989,
In zijn artikel schrijft Swaab: ‘Bovendien zouden DES-dochters een 5-7 maal verhoogde kans op bi- of homoseksualiteit hebben’ (1989;246-9). Deze uitspraak is niet nieuw. Al in 1986 schreven Swaab et al. in dit tijdschrift: ‘Recent Amerikaans onderzoek liet zien dat DES-dochters een verhoogde kans op biseksualiteit en homoseksualiteit hebben’.1 Auteurs verwezen naar een Amerikaanse publikatie van Ehrhardt et al.2 Afgezien van het feit dat de wijze waarop het onderzoek van Ehrhardt et al. is opgezet, blootstaat aan veel kritiek, komen de auteurs van het artikel niet tot de conclusies die Swaab et al. eraan verbinden. 25% van de ondervraagde vrouwen zou ‘enige mate van homoseksuele oriëntatie’ tonen; slechts 1 van de 30 vrouwen was bijna exclusief homoseksueel, hetgeen volgens auteurs betekent dat DES-blootstelling hoogstens een beetje bijgedragen kan hebben aan de ontwikkeling van de seksuele oriëntatie, maar dat deze geen sterke en zeker geen bepalende invloed heeft. Auteurs eindigen hun artikel met de zin ‘Daarom is elke algemene conclusie op grond van de gegevens van onze studie over de ontwikkeling van seksuele oriëntatie op dit moment ongerechtvaardigd’. Ook de uitspraak van Swaab in zijn artikel verwijst naar deze publikatie van Ehrhardt et al.2
Het DES-hormoon heeft voor veel DES-dochters, -zonen en -moeders lichamelijke gevolgen. Mocht ooit in de toekomst blijken dat DES-dochters vaker homoseksueel zouden zijn dan andere vrouwen, dan is dit altijd nog één van de minst ernstige gevolgen van het middel.
Wij delen Swaabs bezorgdheid over de teratologische gevolgen van medicijngebruik tijdens de zwangerschap. Uiterste terughoudendheid bij het voorschrijven van medicijnen rond de conceptie en tijdens de zwangerschap en lactatie is geboden. Maar daarnaast is het van belang dat zowel medici als consumenten toegang hebben tot wetenschappelijk verantwoorde informatie, indien lange-termijneffecten van een chemische stof zich openbaren. Van wetenschappers mag verwacht worden dat zij kritisch zijn over hun onderzoek en dat de uitspraken die zij doen verantwoord zijn. Swaab voldeed onzes inziens in dit geval niet aan deze verwachting.
Swaab DF, Hofman MA, Fliers E. Seksuele differentiatie van de menselijke hersenen. [LITREF JAARGANG="1986" PAGINA="106-10"]Ned Tijdschr Geneeskd 1986; 130: 106-10.[/LITREF]
Ehrhardt AA, Meyer-Bahlburg HFL, Rosen LR, et al. Sexual orientation after prenatal exposure to exogenous estrogen. Arch Sex Behav 1985; 14: 57-75.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, april 1989,
Mijn conclusie ‘dat DES-dochters een verhoogde kans op homoseksualiteit hebben’, wordt wel degelijk gedeeld door Ehrhardt et al.1 De eerste zin van hun discussie (bl. 68) laat daarover geen misverstand bestaan: ‘The results of this study show a significantly increased rate of bi- and homosexuality in DES-exposed women compared to two independent control groups’. Als mw.'t Hoen de kwaliteit van deze zeer zorgvuldige studie verdacht maakt door te stellen ‘Afgezien van het feit dat de wijze waarop het onderzoek van Ehrhardt et al. is opgezet, blootstaat aan veel kritiek ...’ zou zij toch op z'n minst moeten refereren naar de artikelen in de internationale wetenschappelijke pers waarin deze kritiek wordt geuit. Ik ken ze niet. En als mw.'t Hoen percentages (bijv. 25) noemt, zou het ook correct zijn om de bijbehorende percentages in de controlegroepen te noemen. Zo staat er op bl. 65: ‘The percentages of DES women with bisexual or homosexual responsiveness was 21% ... as compared to 3% ... for the PAP women’. En op bl. 68: ‘Five of the 12 DES women (42%) had a sexual responsiveness rating of 2 or higher ... as compared to one (8%) of the 12 nonexposed sisters’ ...
Onder andere de laatste zin van het artikel van Ehrhardt et al. is erin gezet om onnodige onrust te voorkomen, zoals één van de auteurs mij verteld heeft. Zij hebben deze zin zeker niet bedoeld om selectief te citeren of om het vermoeden te wekken dat hun conclusies eigenlijk niet hun conclusies zouden zijn.
Ehrhardt AA, Meyer-Bahlburg HFL, Rosen LR, et al. Sexual orientation after prenatal exposure to exogenous estrogen. Arch Sex Behav 1985; 14: 57-75.