Antithrombotica

A.W. Broekmans
P. Vermeij
E.A. Loeliger
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:2396-400

Antithrombotica zijn onder te verdelen in twee hoofdgroepen: middelen die de vorming en groei van trombi tegengaan en middelen die de eenmaal gevormde trombi doen oplossen. Tot de eerste groep behoren heparine, orale anticoagulantia (cumarinederivaten), trombocytenaggregatieremmers (met name acetylsalicylzuur) en dextran; de tweede groep wordt gevormd door de thrombolytica. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de in Nederland ter beschikking staande middelen.

Heparine

Heparine is natrium- of calciumzout van polyzwavelzure esters van mucoïtine. Het wordt uit varkensdarm of koeielong bereid. Het molecuulgewicht varieert van 3500 tot 35.000 dalton. Het antistollingseffect berust op versnelling van de inactivering door antitrombine…

Auteursinformatie

Nederlandse Hartstichting, 's-Gravenhage.

Dr.A.W.Broekmans, internist.

Academisch Ziekenhuis, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

Apotheek: dr.P.Vermeij, apotheker.

Afd. Hematologie: prof.dr.E.A.Loeliger, internist.

Contact prof.dr.E.A.Loeliger

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, januari 1989,

Bij de overzichtelijke samenvatting over antithrombotica van collega Broekmans et al. dienen enige kanttekeningen te worden geplaatst (1988;2396-400).

In de eerste plaats postuleren de auteurs, dat de antitrombotische werking van acetylsalicylzuur ‘bescheiden’ is in vergelijking met goed ingestelde orale antistolling. Het begrip ‘antitrombotische werking’ wordt niet nader omschreven, laat staan dat er wordt verwezen naar vergelijkend klinisch onderzoek, zo dit al bestaat, naar deze ‘werking’ van beide medicamenten.

Vervolgens beperken Broekmans et al. de indicatie voor trombocytenaggregatieremmers tot transient ischaemic attacks (TIA's). Enerzijds noemt hij in tabel 2 (indicaties voor behandeling met cumarinederivaten) enige cardiologische ‘indicaties’ (cardioversie, boezemfibrilleren bij groot linker atrium, linker kamer-aneurysma en cardiomyopathie) zonder dat daar prospectief gerandomiseerd placebo-gecontroleerd onderzoek aan ten grondslag ligt. Anderzijds verzuimt hij bij de indicatie voor trombocytenaggregatieremmers een aantal belangrijke hartaandoeningen te noemen, waar een indicatie voor trombocytenaggregatieremmers langs strikt wetenschappelijke weg is hard gemaakt. Patiënten met onstabiele angina pectoris moeten acuut en op langere termijn met acetylsalicylzuur behandeld worden om het risico van dood en infarct te halveren.1-3 Na bypass-chirurgie blijven de ingeplante veneuze grafts beter open met acute en chronische behandeling met acetylsalicylzuur.4-6 Tenslotte verkleint dit middel in combinatie met dipyridamol de kans op acute complicaties bij percutane transluminale coronaire angioplastiek (PTCA of Dotterprocedure).7 In de laatste zin van zijn bijdrage vermeldt Broekmans c.s. dat bij het vermoeden van acuut hartinfarct het toedienen van acetylsalicylzuur het sterfterisico verkleint, zeker in combinatie met streptokinase.8 Hiermee geeft hij aan ook de meest recente literatuur op dit gebied te kennen.

Het is daarom onduidelijk waarom hij de hierboven aangehaalde onderzoeken niet vermeldt bij de indicaties voor trombocytenaggregatieremmers. Zeker niet, omdat de genoemde ziektebeelden zeldzaam zouden zijn: onstabiele angina pectoris behoort tot de meest voorkomende aandoeningen op menige hartbewakingseenheid. Tevens worden er in Nederland jaarlijks 7.000 coronary bypass-operaties en 5.000 coronaire angioplastieken uitgevoerd.

F.W.A. Verheugt
Literatuur
  1. Théroux P, Ouimet H, McCans J, et al. Aspirin, heparin, or both to treat acute unstable angina. N Engl J Med 1988; 319: 1105-11.

  2. Lewis HD, Davis JW, Archibald DG, et al. Protective effects of aspirin against acute myocardial infarction and death in men with unstable angina. N Engl J Med 1983; 309: 396-403.

  3. Cairns JA, Gent M, Singer J, et al. Aspirin, sulfinpyrazone, or both in unstable angina. Results of a Canadian multicenter trial. N Engl J Med 1985; 313: 1369-75.

  4. Chesebro JH, Fuster V, Elveback LR, et al. Effect of dipyridamole and aspirin on late vein-graft patency after coronary bypass operations. N Engl J Med 1984; 310: 209-14.

  5. Lorenz RL. Weber M, Kotzur J, et al. Improved aortocoronary bypasspatency by low-doseaspirin (100mg/daily). Lancet 1984;i: 1261-4.

  6. Goldman S, Copeland J, Moritz T, et al. Improvement in early saphenous vein graft patency after coronary bypass surgery with antiplatelet therapy: results of a Veterans Administration Cooperative Study. Circulation 1988; 77: 1324-32.

  7. Schwartz L, Bourassa MG, Lespérance J, et al. Aspirin and dipyridamole in the prevention of restenosis after percutaneous transluminal coronary angioplasty. N Engl J Med 1988; 318: 1714-9.

  8. ISIS-2 (Second International Study of Infarct Survival) Collaborative Group. Randomised trial of intravenous streptokinase, oral aspirin, both, or neither among 17,187 cases of suspected acute myocardial infarction; ISIS-2. Lancet 1988; ii: 349-60.

Leiden, januari 1989,

Wij zijn collega Verheugt dankbaar voor zijn reactie. De voornaamste reden dat wij ten aanzien van acetylsalicylzuur de indicaties minder expliciet hebben aangegeven dan ten aanzien van orale anticoagulatie, is dat hieromtrent tot op heden in Nederland geen algemeen aanvaarde richtlijnen zijn geformuleerd. Wij blijven er echter bij dat de therapeutische resultaten verkregen met acetylsalicylzuur relatief bescheiden zijn en alleen gelden voor atherotrombotische aandoeningen. De cardiologische indicaties blijken uit door ons vermeld onderzoek.1

Onzes inziens is adequaat toegepaste (orale) anticoagulatie 2-3 maal zo effectief. Dit valt af te leiden uit onderzoek verricht in eigen land (voor cumarine) en in Engeland (voor heparine). Het meest overtuigend zijn de resultaten van het in samenwerking met Nederlandse trombosediensten verrichte 60+-onderzoek gedaan bij oudere patiënten die een transmuraal infarct hadden doorgemaakt.2 Maar ook de resultaten van een retrospectief onderzoek verricht onder auspiciën van het interuniversitair cardiologisch instituut bij patiënten met een percutane transluminale coronaire angioplastiek (PTCA) liegen er niet om.34 Twee Engelse studies suggereren dat heparine bij patiënten met onstabiele angina pectoris wel eens aanzienlijk effectiever zou kunnen zijn dan acetylsalicylzuur.56 Met spanning wachten wij daarom op de resultaten van een desbetreffend thans gaand onderzoek.7

Tenslotte nog dit: het door Verheugt genoemde effect van acetylsalicylzuur in combinatie met dipyridamol betekent geenszins dat toevoeging van dipyridamol zinvol is, een feit dat de auteurs expliciet vermelden.8

E.A. Loeliger
Literatuur
  1. Antiplatelet trialists‘ collaboration. Secondary prevention of vascular disease by prolonged antiplatelet treatment. Br Med J 1988; 296: 320-32.

  2. Sixty Plus Reinfarction Study Research Group. A double-blind trial to assess long-term oral anticoagulant therapy in elderly patients after myocardial infarction. Lancet 1980; ii: 989-94.

  3. Lubsen J. Effect of antithrombotic therapy on bypass graft patency: Evidence from a non-randomized study (abstract). IXth European congress of cardiology. Düsseldorf, 1984.

  4. Lubsen J. Orale anticoagulatie na bypasschirurgie. Tromnibus 1984; 12: 6-7.

  5. Wood P. Acute and subacute coronary insufficiency. Br Med J 1961; i: 1779-82.

  6. Telford AM, Wilson Ch. Trial of heparin versus atenolol in prevention of myocardial infarction in intermediate coronary syndrome. Lancet 1981; i: 1225-8.

  7. Théroux P, Ouimet H, McCans J, et al. Aspirin, heparin, or both to treat acute unstable angina. N Engl J Med 1988; 319: 1105-11.

  8. Schwartz L, Bourassa MG, Lespérance J, et al. Aspirin and dipyridamole in the prevention of restenosis after percutaneous transluminal coronary angioplasty. N Engl J Med 1988; 318: 1714-9.