Inleiding
De totale hoeveelheid suikers in de voeding wordt gevormd door mono- en disacchariden, die van nature al in voedingsmiddelen aanwezig zijn of die tijdens de bereiding van voedingsmiddelen toegevoegd worden. Deze suikers spelen een belangrijke rol in het consumptiepatroon van de westerse mens, omdat zij tot 25 bijdragen aan de energie-inhoud van de gemiddelde Nederlandse voeding. Een hoge suikerconsumptie bevordert obesitas en daarnaast het ontstaan van tandcariës. Deze gezondheidsrisico's vormen genoeg reden om te pleiten voor vermindering van de suikerconsumptie,1 een vermindering die onder meer bereikt kan worden door toepassing van kunstmatig vervaardigde zoetmiddelen. Deze stoffen missen de genoemde nadelen die het gebruik van suiker met zich meebrengt.
Kunstmatige suikervervangers worden in het algemeen onderscheiden in twee categorieën. Energiehoudende zoetstoffen zoals polyalcoholen zijn bijna zo zoet als saccharose en bezitten een vergelijkbare energie-inhoud. Chronische consumptie van matige doses polyalcoholen als sorbitol of xylitol heeft naar alle waarschijnlijkheid geen…
(Geen onderwerp)
Houten, mei 1988,
Met veel belangstelling heb ik het artikel gelezen over de zoetstof aspartam (1988;712-5).
1. Onlangs is in de media de reacties van kinderen op voedingsadditiva aan de orde geweest. In dit tijdschrift achten Drenth en Kleinjans de kans op verschijnselen hierop gering. Aangezien de datum van schrijven van hun artikel aan de publiciteit voorafgaat, kunnen zij dit wellicht nog nader toelichten, mede omdat ik geen Nederlandse literatuurverwijzing over dit onderwerp zag.
2. Drenth en Kleinjans adviseren enige terughoudendheid bij zwangeren. Aangezien ik in een groeigemeente werkzaam ben met veel zwangerschappen, zou ik dit graag in maat en getal uitgedrukt zien.
3. Indien ouders en (of) hulpverleners het gewenst achten om de hoeveelheid aspartam te beperken, welke algemene voedingsadviezen kunnen dan worden gegeven? Dit uiteraard vooruitlopend op de wettelijke regeling dat alle voedingsbestanddelen op het etiket komen.
(Geen onderwerp)
Maastricht, mei 1988,
Met interesse hebben wij kennis genomen van de reactie van collega Van Velzen op ons artikel. In de Nederlandse literatuur is slechts eenmaal een eerder artikel over aspartam verschenen. Dit artikel behandelt voornamelijk de farmaceutische aspecten van dit voedingsadditief en beantwoordt als zodanig geen van de gestelde vragen.1
Ad 1. De reacties van kinderen op aspartam achten wij gering. In een dubbelblind, placebo gecontroleerde cross-over-studie bij kinderen bleek aspartam gedoseerd tot 30 mg/kg geen duidelijke invloed te hebben op het gedrag van de kinderen. Men concludeerde dan ook dat er geen reden bestond aspartam aan te wijzen als veroorzaker van agressief gedrag.2 In een ander onderzoek waarbij aspartam tot 1,5 g/kg werd toegediend, kwam men tot dezelfde conclusie.3 Het lijkt dus onwaarschijnlij k dat aspartam, zelfs in relatief hoge doseringen, invloed heeft op het gedrag van kinderen.
Ad 2. Zoals in ons artikel vermeld, baart alleen de fenylalaninecomponent van aspartam ons enige zorgen. In de tabel hebben wij weergegeven hoe de fenylalaninespiegel in het plasma zich gedraagt onder verschillende omstandigheden.4
(Geen onderwerp)
Maastricht, mei 1988,
De fenylalaninespiegel in het plasma van de foetus vormt een directe afspiegeling van de plasmaspiegel bij de moeder. Mentale retardatie van de vrucht verwacht men bij fenylalaninespiegels die hoger liggen dan 110 µmol/dl, spiegels die liggen onder de 60 µmol/dl worden niet in verband gebracht met mentale retardatie. Een zeer belangrijk gegeven hierbij is dat alleen constant hoge fenylalaninespiegels in staat zijn mentale retardatie te veroorzaken en niet de pieken zoals die voorkomen na consumptie van aspartam. De piekniveaus na een eenmalige dosering aspartam blijven bij de gezonde vrijwilligers en bij de PKU-heterozygoten binnen de norm van 60 µmol/dl.5 Men heeft berekend dat een zwangere vrouw heterozygoot voor PKU iedere 8 minuten, gedurende 24 uur, een blikje (33 ml) aspartam bevattende frisdrank zou moeten consumeren om constant hoge, voor de vrucht toxische fenylalaninespiegels te bereiken.6
Ad 3. Tot nu toe is het gebruik van aspartam in Nederland toegestaan in zuivelprodukten en in frisdranken. Daarnaast is aspartam verkrijgbaar in tablet- en poedervorm. In Nederland wordt op iedere verpakking van een produkt waar aspartam in verwerkt is, vermeld dat dit ingrediënt in het produkt aanwezig is, mede met het oog op de risico's die PKU-patiënten lopen bij consumptie van aspartam. Zodoende is het mogelijk hierop te selecteren en via deze weg de consumptie van aspartam te beperken.
Het gebruik van aspartam heeft onzes inziens geen nadelige gevolgen zolang het gebruik matig, dat wil zeggen binnen de daarvoor in de EEG gestelde norm (40 mg/kg dagelijks), blijft.
Horssen R van, Landen AK van der, Verhoeven J. Aspartam: een nieuwe zoetstof in farmaceutische preparaten. Pharm Weekbl 1987; 122: 473-9.
Kruesi MJP, Rapoport JL, Cummings EM, et al. Effects of sugar and aspartame on agression and activity in children. Am J Psychiatry 1987; 144: 1487-90.
Ferguson HB, Stoddart C, Simeon JG. Double blind challenge studies of behavioral and cognitive effects of vacrose aspartame ingestion in children. Nutr Rev (Suppl) 1986; 44: 144-50.
Stegink LD. The aspartame story: a model for the clinical testing of a food additive. Am J Clin Nutr 1987; 46: 204-15.
Sturtevant FM. Use of aspartame in pregnancy. Int J Fertil 1985; 30 (1): 85-7.
Freedman M. Consumption of aspartame by heterozygots for phenylketonuria. J Pediatr 1987; 110: 662.