Zie ook het artikel op bl. 2372.
Dames en Heren,
Een patiënt met het syndroom van Münchhausen komt vaak met dramatische verhalen en acute symptomen die de medisch specialist voor diagnostische en beleidsmatige problemen stellen. Aan de hand van 4 ziektegeschiedenissen zullen wij het belang van vroegtijdige herkenning van het syndroom en de oorzaken ervan behandelen, en de samenwerking tussen somatisch en psychiatrisch specialist voor het opstellen van een beleid aan de orde stellen.
Patiënt A, een 28-jarige man, komt op de EHBO van ziekenhuis V na het slikken van 8 slaaptabletten. Hij vertelt op invoelbare wijze, dat 2 weken voordien zijn zwangere vrouw bij een ongeval om het leven is gekomen. Patiënt wordt door een psychiater gezien en opgenomen in een crisiscentrum onder de diagnose auto-intoxicatie in het kader van een depressief beeld. Aldaar blijkt, dat hij 3 maanden eerder ook was opgenomen met hetzelfde verhaal. Patiënt ontkent de…
(Geen onderwerp)
Borne, december 1987,
De door de psychiaters Mol en Teer beschreven ziektegeschiedenissen betreffende het syndroom van Münchhausen (1987;2337-9) zijn voor mij aanleiding het volgende onder de aandacht te brengen.
In alle vier gevallen meldde de patiënt zich op de EHBO-afdeling, de polikliniek of bij het ziekenhuis. Was hij door zijn (of een) huisarts verwezen? Zo niet, werd dan bij binnenkomst naar de naam van de huisarts gevraagd of op de ziekenfondskaart gekeken wie de huisarts is? Uit de beschrijving blijkt niet dat informatie is gevraagd bij de huisarts, ook niet toen het vermoeden rees dat er sprake zou kunnen zijn van het syndroom van Münchhausen. Ook bij de adviezen die de schrijvers geven ten aanzien van behandeling en benadering wordt tot mijn verbazing de mogelijkheid dat de huisarts, die in veel gevallen de patiënt goed kent, wellicht nuttige gegevens zou kunnen verstrekken of daadwerkelijke hulp zou kunnen bieden, niet genoemd. Ik denk dat er ook bij de door Mol en Teer beschreven patiënt na informatie bij de huisarts veel onnodig onderzoek achterwege had kunnen blijven.
Tenslotte zou ik willen opmerken dat het volgens mij correcter zou zijn te spreken van het syndroom van Von Münchhausen.
(Geen onderwerp)
Alkmaar, januari 1988,
De opmerkingen van collega Mazel kunnen wij wel onderschrijven. Wij hebben ervoor gepleit de opname van een patiënt met het syndroom van Münchhausen te gebruiken om informatie in te winnen en een psychiatrisch contact tot stand te brengen. Vanzelfsprekend dient in het kader van een optimale benadering en behandeling van moeilijke psychiatrische patiënten (en van hen niet alleen) de huisarts benaderd te worden. Helaas levert dit bij patiënten met het beschreven syndroom slechts zelden wat op. Zij leiden een zwervend bestaan, weigeren informatie te verstrekken of geven de naam van een willekeurige huisarts. Voorts melden zij zich bij EHBO-afdelingen doorgaans buiten kantooruren en zonder ziekenfondskaart. Hun acute klachten en dramatische verhalen dwingen tot snel medisch handelen. Dit was ook het geval bij onze patiënt. Van een reguliere verwijzing is bijna nooit sprake zoals collega Mazel uit ons artikel had kunnen opmaken. Vroege herkenning en een psychiatrisch consult zijn dan ook van belang.
Over de naamgeving nog het volgende: inderdaad is het correcter te spreken van het syndroom van Von Münchhausen, doch de psychiater dient eigenlijk te spreken van chronische, nagebootste stoornis.