Weefselexpansie in de reconstructieve chirurgie

Klinische praktijk
J.H.A. van Rappard
J.M.H.M. Borghouts
R. van Twisk
W.J. Theuvenet
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:853-7

Inleiding

Weefselexpansie (tissue-expansion) is sinds enige jaren een alternatieve reconstructiemethode voor het sluiten van huiddefecten. De ‘conventionele’ methoden, zoals het vrije huidtransplantaat, het opschuiven van de huid (advancement), de rotatiehuidlap of de gesteelde huidlap, hadden onder andere het nadeel dat de huid niet van dezelfde aard was als die van het omgevende weefsel of dat door de operatie storende littekens ontstonden. Weefselexpansie heeft déze nadelen niet, of in veel mindere mate. De methode komt in het kort op het volgende neer: naast een huiddefect – of een op een later tijdstip nog te creëren huiddefect – wordt onder de huid een opblaasbare ballon gebracht waarvan het volume vervolgens gedurende enige weken regelmatig met een oplossing van fysiologisch zout wordt vergroot (figuur 1). Hierdoor wordt het boven deze ballon gelegen weefsel uitgerekt; de oppervlakte ervan wordt dus vergroot. Na het verwijderen van deze ‘tissue-expander’ is er een huidsurplus ontstaan en…

Auteursinformatie

Sint Radboudziekenhuis, afd. Plastische en Reconstructieve Chirurgie, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

J.H.A.van Rappard, assistent-geneeskundige; dr.J.M.H.M.Borghouts, R.van Twisk en W.J.Theuvenet, plastisch chirurgen.

Contact J.H.A.van Rappard

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Utrecht, mei 1987,

Graag willen wij enkele kanttekeningen plaatsen bij het artikel van Van Rappard et al. (1987;853-7). In dit artikel worden de voordelen van de expansiemethode toegelicht aan de hand van praktijkvoorbeelden en ook de nadelen van deze methode blijven niet onvermeld. Terecht merken de auteurs in de inleiding dan ook op dat een kritische beoordeling gerechtvaardigd is. Eén van de belangrijkste voordelen is dat in het donorgebied geen ontsierend litteken wordt achtergelaten. De auteurs stellen dat dit vooral belangrijk is in het kosmetisch belangrijke hoofd-halsgebied en vermelden dat hier op deze wijze een optimaal resultaat kan worden verkregen. Het is nu juist deze stellingname die ons noopt tot een kritische beschouwing van het beschrevene. Over de getoonde neusreconstructie zouden wij het volgende willen opmerken.

1. Deze patiënt wordt niet op objectieve wijze gedocumenteerd, daar de foto's voor en na operatie met een verschillende belichting zijn genomen. Voorts ontbreken voor een juiste beoordeling de zo noodzakelijke profielfoto's van de gereconstrueerde neus.

2. In kosmetisch opzicht lijkt het aldus getoonde resultaat zeker niet optimaal, hooguit bevredigend.

3. In het artikel wordt met geen woord gerept over andere mogelijkheden in een dergelijke situatie. Graag willen wij benadrukken dat prothetische voorzieningen hier een zodanig kosmetisch resultaat kunnen geven dat het voor de objectieve waarnemer nauwelijks mogelijk is het gelaat, gereconstrueerd met een neus- (of oor-)epithese, te onderscheiden van een normaal aangezicht. Dit kan niet gezegd worden van chirurgische reconstructies. Bij de indicatiestelling tot reconstructieve chirurgie, al dan niet met behulp van weefselexpansie, dient dit gegeven betrokken te worden.

4. Het functioneren van een dergelijke reconstructie komt niet ter sprake. Bij elke vorm van chirurgie van de neus is de functie zeker geen verwaarloosbaar onderdeel en enige documentatie hierover is zeker op zijn plaats. Pas dan kan een operatieresultaat als optimaal worden gekenschetst.

5. Een met een donortransplantaat bedekt resectievlak is niet meer toegankelijk voor inspectie, palpatie en het nemen van proefexcisies. Een eventueel recidief zal hierdoor pas (te) laat kunnen worden gesignaleerd. Het ware aanbevelenswaardig dat de auteurs hiervan melding maakten en zij zouden ook dienen te benadrukken dat reconstructieve operaties met een voornamelijk kosmetisch oogmerk slechts dienen plaats te vinden wanneer met redelijke zekerheid is aangetoond dat de resectie radicaal is geweest (peroperatieve negatieve vriescoupes, tumorvrije resectieranden bij het pathologisch-anatomische onderzoek en (of) duur van de tumorvrije periode na operatie.

Gelet op bovenstaande verdient dit artikel zeker enkele aanvullingen, daar anders de suggestie gewekt zou kunnen worden dat chirurgische reconstructie, al dan niet met behulp van weefselexpansie, een algemeen toepasbare en geschikte methode zou zijn om optimale resultaten te verkrijgen bij het herstel van defecten in het ‘kosmetisch zo belangrijke hoofd-halsgebied’.

K. Graamans
J.M. van Doorne
J.H.A.
van Rappard

Nijmegen, juni 1987,

De collegae Graamans en Van Doorne geven een duidelijke aanvulling op een van de indicatiegebieden van weefselexpansie. Reconstructie van de neus kan op verschillende wijzen geschieden: dit is ons bekend. Wij hebben echter niet de neusreconstructie besproken, maar alleen aangegeven dat weefselexpansie een aanvulling is bij de reconstructieve mogelijkheden. Daarom hebben wij ook niet de voor een neusreconstructie essentiële fotodocumentatie weergegeven, doch alleen de foto's geplaatst die inzicht geven in de expansie-effecten, onder andere geen donordefect.

Wegens oncologische redenen moet bij iedere reconstructie na tumorverwijdering een terughoudend beleid worden gevoerd. Dit is hier onzes inziens ook gedaan; de sneevlakken waren vrij van tumor en er is een halfjaar gewacht alvorens tot reconstructie werd overgegaan. Wij waren uiteindelijk onaangenaam verrast toen aan het einde van de reconstructie zich een lymfeklier in de kaakwand manifesteerde.

Wij onderschrijven de door collegae Graamans en Van Doorne geplaatste opmerkingen, maar ons artikel is bedoeld om informatie te geven over de expansiemethode, en niet over de mogelijkheden van neusreconstructie of over de oncologische aspecten ervan.

J.H.A. van Rappard