Kindergeneeskunde en etnische minderheden. II. Specifieke problemen

Klinische praktijk
T.W.J. Schulpen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:754-8

Zie ook het artikel op bl. 751.

Inleiding

Zoals vermeld in deel I van dit artikel krijgt vooral de arts in de grote steden meer en meer te maken met kinderen uit etnische minderheden.1 Naast de algemene psycho-sociale en algemeen geneeskundige problemen bestaan er bij hen diverse specifieke ziektebeelden, die nauwelijks voorkomen bij Nederlandse kinderen. Voordat hierop nader zal worden ingegaan, moet echter eerst vermeld worden dat het algemene ziektepatroon, zoals kinderziekten, KNO-ziekten, CARA, buikpijn en zaken als enuresis en encopresis, vrijwel gelijk is bij Nederlandse en migrantenkinderen. De interpretatie van deze aandoeningen is echter cultuurgebonden en de buitenlandse ouders zullen vaak sneller naar een arts gaan met een baby met koorts, dan met een kind met een chronisch loopoor. Ook worden problemen als enuresis en encopresis meestal binnenshuis gehouden en wordt erg lang gewacht voordat daarvoor professionele hulp wordt ingeroepen. Uiteraard zijn er tussen de etnische groeperingen nuance-verschillen…

Auteursinformatie

Ziekenhuis Overvecht, afd. Kindergeneeskunde, Paranadreef 2, 3563 AZ Utrecht.

Dr.T.W.J.Schulpen, kinderarts-tropenarts.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Nijmegen, mei 1987,

Het advies van Schulpen voor melkgebruik bij deze bevolkingsgroepen verdient enige verduidelijking (1987;754-8). Lactose is vrijwel het enige koolhydraat in de melk van zoogdieren. De borstelzoom van het dunne-darmslijmvlies van pasgeboren en jonge zoogdieren bevat lactase, dat lactose splitst (hydrolyseert) tot de monosacchariden glucose en galactose. Alleen de Californische zeeleeuw en zijn verwanten hebben geen lactose in de melk en het darmslijmvlies van het jong bevat dan ook geen lactase.1 Na het beëindigen van de zoogperiode treedt bij het jonge dier een genetisch geïnduceerde daling van het lactase op. Bij de mens manifesteert zich dit als de zgn. primaire adulte lactasedeficiëntie, niet te verwarren met de zeldzame primaire congenitale lactasedeficiëntie die al meteen na de geboorte klachten geeft. Na de zoogperiode verliest zodoende het overgrote deel van de mensheid het vermogen belangrijke hoeveelheden lactose te verteren. De prevalentie van lactosemalabsorptie (LM) als gevolg van primaire adulte lactasedeficiëntie ligt bij de meeste volkeren tussen 75 en 90%. Een uitzondering vormen: Europeanen en hun afstammelingen, Arabische en Afrikaanse nomaden en bewoners van Noord-India en het aangrenzende deel van Pakistan, met prevalenties van 10 tot 20% LM. Er blijkt een negatieve correlatie te bestaan tussen de prevalentie van LM en het voorkomen van traditionele melkveehouderij en melkconsumptie.2 Bij kinderen in populaties met een hoge LM-prevalentie neemt dit met de leeftijd toe: van zwarte Noordamerikaanse kinderen bijvoorbeeld tonen de 5-tot 6- en de 11- tot 12-jarigen respectievelijk 33 en 74% LM en bij in leeftijd vergelijkbare Afrikaanse kinderen neemt de prevalentie toe van 70 naar meer dan 85%.34 Afhankelijk van de ingenomen hoeveelheid lactose, kan LM gepaard gaan met klachten: rommelingen, buikpijn, winderigheid en diarree, alle verschijnselen van lactose-intolerantie. In het algemeen is de incidentie van melkintolerantie, dat is lactose-intolerantie na het drinken van melk, bij kinderen met LM vrij laag, bijv. 10% bij Afrikaanse kinderen.4 De meeste kinderen met LM blijken de gebruikelijke beker (240 ml) melk zonder problemen te kunnen drinken.34 Dit zal ongetwijfeld ook gelden voor kinderen van de etnische minderheden in ons land. Het voorbehandelen van melk met lactase (Kerulac), of het innemen van lactase (KeruTabs) te zamen met melk of melkprodukten, is alleen voor de betrekkelijk kleine groep van kinderen van melkintolerantie (door lactose) noodzakelijk. Trouwens, yoghurt, waarin de autodigestie van lactose ook nog na consumptie doorgaat, is een wereldwijd en traditioneel alternatief voor melk bij populaties met hoge prevalenties van LM.5

J.J.M. Tolboom
Literatuur
  1. Kretchmer N. The significance of lactose intolerance. In: Paige DM, Bayless TM, eds. Lactose digestion. Baltimore: The Johns Hopkins University Press, 1981: 3-7.

  2. Simoons FJ. Geographic patterns of primary adult lactose absorption. In: Paige DM, Bayless TM, eds. Lactose digestion. Baltimore: The Johns Hopkins University Press, 1981: 11-48.

  3. Paige DM. Lactose malabsorption in children. In: Paige DM, Bayless TM, eds. Lactose digestion. Baltimore: The Johns Hopkins University Press, 1981: 151-61.

  4. Tolboom JJM, Kabir H, Molatseli P, Anderson J, Fernandes J. Lactose malabsorption and giardiasis in Basotho school children. Acta Paediatr Scand 1987; 76: 60-5.

  5. Kolars JC, Levitt MD, Aouiji M, Savaiano DA. Yoghurt; an autodigesting source of lactose. N Engl J Med 1984; 310: 1-3.

Utrecht, juni 1987,

De aanvulling van collega Tolboom benadrukt nog eens de grote betekenis van lactosemalabsorptie in de (derde) wereld. De populariteit van yoghurt in die gebieden heeft duidelijk verband met de lactose-malabsorptie. Traditioneel bereide yoghurt blijkt nauwelijks lactose te bevatten, terwijl commercieel bereide yoghurt door indikking en toevoeging van melkpoeder evenveel lactose bevat (4%) als melk en karnemelk.1

Kolars et al., die Tolboom aanhaalt, hebben sterke vermindering van de lactose in de darm na gebruik van yoghurt aangetoond en ook een vermindering van klachten gevonden.2 Hun experimenten waren echter bij volwassenen verricht en onduidelijk is in hoeverre bij kinderen yoghurt een voldoende alternatief kan zijn voor melk. De smaak zal hierbij bovendien een belangrijke rol spelen. Als eenvoudig diagnosticum verdient voorbehandeling van melk met lactase de voorkeur, waarbij in een later stadium de invloed van yoghurt geprobeerd kan worden.

T.W.J. Schulpen
Literatuur
  1. Lactose-malabsorptie en melkgebruik. Wetenschappelijke notities op voedingsgebied. Rijswijk: Nederlands Zuivelbureau, 1985; 12: nr. 3.

  2. Kolars JC, Levitt MD, Aouiji M, Savaiano DA. Yoghurt; an autodigesting source of lactose. N Engl J Med 1984; 310: 1-3.