Stralenbelasting; afstand bewaren is het beste

Opinie
J.H.J. Ruijs
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:612-3

Zie ook het artikel op bl. 620.

Röntgenstralen zijn zowel vriend als vijand. Vriend zijn zij wanneer zij ons informatie verschaffen over (de toestand van) de patiënt en als zodanig zijn zij nog steeds van onschatbare waarde, ondanks de opkomst van onderzoek door middel van ultrageluid en kernspinresonantie. Vijandig worden zij, wanneer zij – zoals in de vroege jaren van de radiologie – onnodig en in hoge doses worden toegepast: de gevolgen waren destijds zowel voor de patiënt als voor de arts soms zeer ernstig. Hierbij moet niet worden vergeten dat de toenmalige technische middelen bij lange na niet op het peil stonden van de huidige. Bovendien groeide het inzicht dat straling niet alleen van nut doch ook schadelijk kan zijn, slechts langzaam. Wie zich hierin wat meer wil verdiepen, moet het boek ‘The trail of the invisible light’ van de Amerikaanse radioloog Grigg er eens op naslaan, waarin de…

Auteursinformatie

Sint Radboudziekenhuis, Instituut voor Radiodiagnostiek, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Prof.dr.J.H.J.Ruijs, radioloog.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, april 1987,

Het commentaar van collega Ruijs over stralingsbelasting heeft als titel ‘afstand bewaren is het beste’ (1987;612-3). Hij bedoelt dit in de letterlijke betekenis, omdat het onderzoek van collega Bultman et al. aantoont, dat hoe dichter je bij het apparaat staat, hoe meer straling je ontvangt (1987;620-4). De strekking van het artikel staat echter haaks op de figuurlijke betekenis van ‘afstand bewaren’; door de voortgeschreden techniek zou nu alles veilig zijn, mits we ons maar aan de voorschriften houden. Het heeft dezelfde geruststellende toon als voorstanders van kerncentrales proberen te geven. Collega Ruijs stelt, dat de stralingsbelasting ruimschoots binnen de normen van de kernenergiewet valt. Radiologen krijgen zoveel straling als maximaal voor de bevolking is toegestaan (4,7 millisievert volgens Bultman; 5 millisievert is de norm). Weliswaar staat in de wet dat werkers in de gezondheidszorg 10 maal zo veel straling mogen hebben, maar die verruiming is niet gemaakt, omdat radiologen beter tegen bestraling bestand zouden zijn.

Onduidelijk uit het artikel van collega Bultman is, of de radiologen bij de 14 onderzoekingen op grond waarvan de jaarlijkse dosis is berekend al ‘een stapje terug’ hebben gedaan of dat de cijfers een te mooi beeld geven van de dagelijkse werkelijkheid. Radiologen gaan ervan uit, dat het meeste bekend is over straling. Het is echter zo'n jonge wetenschap, dat de aanduiding van de hoeveelheid straling nog niet eens gestandaardiseerd is. Collega Bultman vermeldt wel, dat een nieuwe meeteenheid is ingevoerd, namelijk de sievert, maar hij verzet zich daar kennelijk tegen door de eenheid van rem te blijven gebruiken. Standaardisatie is van groot belang, omdat men moet leren leven met een variërende stralingsdosis met het oog op toekomstige rampen, maar ook om de normen voor de toelaatbaar geachte dosis te beoordelen, net zoals men heeft moeten leren leven met elektriciteit (voltage, wattage, aardedraad etc.).

Zoals de politici tevreden zijn met de daling van het aantal verkeersslachtoffers ten opzichte van 20 jaar geleden, zo lijkt men er nu tevreden over te zijn dat de sterfte onder radiologen niet meer zo hoog is als in de pionierstijd. Hoe helder en nuchter we ook de statistiek kunnen hanteren, het idee om persoonlijk ziekten te krijgen door straling wordt met een duister verstand benaderd. Het volgende citaat uit het artikel van collega Ruijs illustreert goed wat ik wil zeggen: ‘De straling zal dus de patiënt mogen treffen, maar niet de arts! Mocht dat toch het geval zijn, dan dient dat toch vermeden te worden’.

De medici zijn zich niet altijd bewust van stralingsgevaar o.a. omdat zij afhankelijk zijn van röntgendiagnostiek en bestraling en derhalve zijn de aanbevelingen van collega Bultman et al. wel goed bedoeld. Zolang er echter sussende woorden worden gesproken, zal de gemiddelde stralingsbelasting voor de Nederlandse bevolking en ook voor de radiologen alleen maar toenemen.

J. van de Pol

Nijmegen, april 1987,

Uit deze reactie van collega Van de Pol is – wellicht – het volgende te destilleren: hij acht toepassing van röntgenstraling in de medische diagnostiek een reëel gevaar voor de volksgezondheid, vergelijkbaar met de risico's van kernenergie. Mijn commentaar heeft hij in ieder geval maar gedeeltelijk begrepen. Welnu, ik ben van oordeel dat – met handhaving van de tegenwoordig toegepaste richtlijnen en normen – de toepassing van röntgenstraling voor diagnostiek veilig is.1 Binnen dat kader is de sterfte, ook voor radiologische werkers, nul. Eventuele risico's van andere (hogere) doses dan wel van andere vormen van straling waren geen onderwerp van mijn commentaar.

J.H.J. Ruijs
Literatuur
  1. Ruijs JHJ. Radiodiagnostiek goed bekeken? Katholieke Universiteit Nijmegen, 4 oktober 1985. Inaugurele rede.

Nijmegen, april 1987,

Naar aanleiding van uw commentaar ten aanzien van ons artikel moet ik allereerst twee opmerkingen maken die mogelijkerwijs verduidelijkend kunnen werken.

In de eerste plaats wijs ik erop dat het onderzoek is verricht door de natuurkundestudenten in opdracht van mij, omdat er bij de medewerkers van de hartcatheterisatiekamer en bij mij ongerustheid was ontstaan over de stralenbelasting. Deze ongerustheid was gebaseerd op de toename van het aantal onderzoekingen, vooral coronairangiografieën, en op de gevolgen van de introductie van nieuwere projectierichtingen met craniale en caudale angulatie.

In de tweede plaats moet vermeld worden dat het onderzoek werd verricht in een periode (1984) waarin de artsen nog zeer dicht bij de patiënt stonden (letterlijk bedoeld). Uit de fantoomstudie werden ons de implicaties van de kwadratenwet pas in volle omvang duidelijk. Sedertdien hebben wij meer afstand genomen (tot de patiënt en niet tot het apparaat, zoals u abusievelijk in uw brief schrijft). Een vervolgonderzoek om aan te tonen dat dit beleid ook werkelijk resulteert in een lagere stralenbelasting heeft niet plaats gevonden. Wel werd tijdens die periode reeds veel aandacht besteed aan adequate diafragmering voor zover het diagnostisch onderwerp dat toelaat.

Na deze verduidelijkingen moge het voor zich spreken dat het onderzoek niet verricht werd met de bedoeling de gevaren van röntgenstraling op politieke motieven toe te dekken. De drijfveer was ongerustheid. Ongerustheid heeft geresulteerd in metingen. Voor het beter interpreteren van de meetresultaten was inzicht nodig dat verkregen werd uit modelstudies. Dit inzicht heeft geleid tot een aantal aanbevelingen. Mijns inziens een logische en consequente denkwijze. Door het op een hoop schuiven van het toepassen van röntgendiagnostiek bij hartpatiënten en het entameren van energie-opwekking met kernsplitsing wordt ongenuanceerd denken veroorzaakt. Chirurgie aan de kransslagaderen is onmogelijk zonder een duidelijk beeld van de anatomie van de kransslagaderen tijdens het leven. Deze vaten met een diameter van 5,0 mm tot 0,5 mm kunnen tot op heden uitsluitend met behulp van röntgencontrastangiografie zichtbaar gemaakt worden. Er zijn geen alternatieve methoden. Dit geheel in tegenstelling met energie-opwekking door kernsplitsing, waarvoor wel alternatieven denkbaar zijn.

U kunt de cardiologie niet verwijten dat er niet naar alternatieve methoden gezocht wordt. Daar waar het gaat om grotere, meer globale structuren, zoals bij aangeboren afwijkingen, verworven klepgebreken en de hypertrofische, obstructieve cardiomyopathieën, is de röntgendiagnostiek reeds voor een groot deel vervangen door echocardiografie en Doppler-snelheidsmetingen.

Tenslotte nog een opmerking over de gevarengrens voor de radioloog of – in ons geval – de cardioloog. Genoemde normen garanderen in geen enkel opzicht veiligheid. Dat wordt ook als zodanig in het artikel vermeld. Men moet voortdurend blijven streven naar een zo laag mogelijke stralenbelasting. Evenwel zal iedereen die het vak van cardioloog of radioloog kiest, zich moeten realiseren dat dit een gevaarlijk vak is. Overigens wordt niemand gedwongen dit vak uit te oefenen. Integendeel, er zijn nog steeds tientallen jonge artsen per jaar die ondanks hun dringend verzoek niet tot de opleiding toegelaten kunnen worden.

T. van der Werf