Met veel genoegen las ik het Jubileumnummer van het Tijdschrift, waarmee ik de hoofdredactie graag wil complimenteren. Eén stukje, onder de titel ‘Verdwenen is de elektroshock’, wil ik echter niet onweersproken laten (2007:80). Gesteld wordt: ‘Het aantal ECT-behandelingen nam daarna [na de campagne van de Nationale Anti Shock Actie in 1976] af tot enkele tientallen per jaar, terwijl enkele jaren eerder nog duizenden patiënten (20% van de opgenomenen) elektroshocks kreeg’. Zo is het niet. Al jaren vóór 1976 was het aantal patiënten dat in Nederland met elektroconvulsietherapie (ECT) werd behandeld, sterk gedaald. In 1976 werd in de rubriek ‘Vraag en antwoord’ (1976:488) een onderzoek aangehaald onder een steekproef van 1272 patiënten die in 1970 uit psychiatrische ziekenhuizen waren ontslagen. Slechts 2% bleek behandeld te zijn met ECT. Het hoogtij van de ECT lag in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Het advies van de Gezondheidsraad uit 1983 spoorde geheel met de conclusies van een rapport van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie uit 1978 dat in dit Tijdschrift, evenals het advies van de Gezondheidsraad, werd besproken.12 De laatste zin van het stukje luidt: ‘Onder strikt protocol neemt het aantal ECT’s de laatste jaren weer wat toe’. Dit lijkt me een understatement. In de recensie van het Handboek elektroconvulsietherapie (2005:2891-2) is te lezen dat in 1999 328 ECT’s werden gegeven (tegen 49 in 1985), en de behandeling in 20 klinieken werd toegepast. ECT is bepaald niet verdwenen. Terecht.
Als psychiaters zijn wij er wel aan gewend vooroordelen over ‘elektroshock’ in populaire media aan te treffen. Het stelt ons teleur die nu ook in het eigen NTvG tegen te komen (2007:80). Misschien was het fraaie Jubileumnummer in dit opzicht net iets te populair? In ieder geval hebt u ECT zeer ten onrechte opgenomen in de rubriek ‘Verdwenen is’. Gesteld wordt dat ECT alleen nog in levensbedreigende situaties wordt toegepast, zoals bij weigering van voedsel en vocht, of als echt niets anders helpt (2007:80); daarbij wordt kennelijk uitgegaan van een advies van de Gezondheidsraad uit 1983. U doet daarmee geen recht aan de vooruitgang op ons vakgebied. ECT is inmiddels een onomstreden, veilige en zeer effectief gebleken behandelmethode voor een aantal welomschreven psychiatrische aandoeningen, ook wanneer er geen sprake is van therapieresistentie of levensbedreigende omstandigheden.1 Juist door achterhaalde opvattingen zoals nu ook in het Tijdschrift verwoord, is er helaas sprake van een aanzienlijke onderbenutting van de grote therapeutische potentie van deze behandelmethode.
Verdwenen is de elektroshock
Leiden, januari 2007,
Met veel genoegen las ik het Jubileumnummer van het Tijdschrift, waarmee ik de hoofdredactie graag wil complimenteren. Eén stukje, onder de titel ‘Verdwenen is de elektroshock’, wil ik echter niet onweersproken laten (2007:80). Gesteld wordt: ‘Het aantal ECT-behandelingen nam daarna [na de campagne van de Nationale Anti Shock Actie in 1976] af tot enkele tientallen per jaar, terwijl enkele jaren eerder nog duizenden patiënten (20% van de opgenomenen) elektroshocks kreeg’. Zo is het niet. Al jaren vóór 1976 was het aantal patiënten dat in Nederland met elektroconvulsietherapie (ECT) werd behandeld, sterk gedaald. In 1976 werd in de rubriek ‘Vraag en antwoord’ (1976:488) een onderzoek aangehaald onder een steekproef van 1272 patiënten die in 1970 uit psychiatrische ziekenhuizen waren ontslagen. Slechts 2% bleek behandeld te zijn met ECT. Het hoogtij van de ECT lag in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Het advies van de Gezondheidsraad uit 1983 spoorde geheel met de conclusies van een rapport van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie uit 1978 dat in dit Tijdschrift, evenals het advies van de Gezondheidsraad, werd besproken.1 2 De laatste zin van het stukje luidt: ‘Onder strikt protocol neemt het aantal ECT’s de laatste jaren weer wat toe’. Dit lijkt me een understatement. In de recensie van het Handboek elektroconvulsietherapie (2005:2891-2) is te lezen dat in 1999 328 ECT’s werden gegeven (tegen 49 in 1985), en de behandeling in 20 klinieken werd toegepast. ECT is bepaald niet verdwenen. Terecht.
Rooymans HGM. Elektroshockbehandeling. [LITREF JAARGANG="1978" PAGINA="1669-71"]Ned Tijdschr Geneeskd. 1978;122:1669-71.[/LITREF]
Rooymans HGM. Elektroconvulsietherapie: van blaam gezuiverd (?) [LITREF JAARGANG="1983" PAGINA="1973-4"]Ned Tijdschr Geneeskd. 1983;127:1973-4.[/LITREF]
Verdwenen is de elektroshock
Amsterdam, januari 2007,
Als psychiaters zijn wij er wel aan gewend vooroordelen over ‘elektroshock’ in populaire media aan te treffen. Het stelt ons teleur die nu ook in het eigen NTvG tegen te komen (2007:80). Misschien was het fraaie Jubileumnummer in dit opzicht net iets te populair? In ieder geval hebt u ECT zeer ten onrechte opgenomen in de rubriek ‘Verdwenen is’. Gesteld wordt dat ECT alleen nog in levensbedreigende situaties wordt toegepast, zoals bij weigering van voedsel en vocht, of als echt niets anders helpt (2007:80); daarbij wordt kennelijk uitgegaan van een advies van de Gezondheidsraad uit 1983. U doet daarmee geen recht aan de vooruitgang op ons vakgebied. ECT is inmiddels een onomstreden, veilige en zeer effectief gebleken behandelmethode voor een aantal welomschreven psychiatrische aandoeningen, ook wanneer er geen sprake is van therapieresistentie of levensbedreigende omstandigheden.1 Juist door achterhaalde opvattingen zoals nu ook in het Tijdschrift verwoord, is er helaas sprake van een aanzienlijke onderbenutting van de grote therapeutische potentie van deze behandelmethode.
Richtlijn Elektroconvulsietherapie NVvP. Amsterdam: Boom; 2000.