Wanneer mag een arts medicatie online voorschrijven?

Tekstballonnetje met persoon erin
A.C. (Aart) Hendriks
M.F. (Melita) van der Mersch
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2023;167:D7290

Vraag

Wanneer mag een arts medicatie online voorschrijven?

Juridische achtergrond

Omwille van de veiligheid van de patiënt zijn bepaalde geneesmiddelen uitsluitend verkrijgbaar op recept. Dit zijn de zo genoemde UR-geneesmiddelen. Veel patiënten vinden het wel zo prettig als zo’n recept telefonisch of via een e-consult kan worden aangevraagd. Ook veel artsen zijn voorstander van online voorschrijven van recepten in plaats van dat patiënten voor nieuwe recepten steeds moeten langskomen. Maar mag online voorschrijven wel?

Hoofdregels

Een recept is een verzoek van een arts aan een apotheker om een geneesmiddel aan een patiënt te verstrekken.1 De arts moet een recept daartoe met de eigen naam en het werkadres ondertekenen. Als de apotheker na controle constateert dat het geneesmiddel niet interfereert met andere medicatie die de patiënt gebruikt of dat de medicatie anderszins ongeschikt is, verstrekt de apotheker het UR-geneesmiddel.2

Aan het online voorschrijven van een recept zijn voorwaarden verbonden…

Auteursinformatie

Universiteit Leiden, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, afd. Publiekrecht, Leiden: prof.mr.dr. A.C. Hendriks, jurist. Velink & De Die advocaten, Amsterdam: mr. M.F. van der Mersch, advocaat.

Contact A.C. Hendriks (a.c.hendriks@law.leidenuniv.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Auteur Belangenverstrengeling
A.C. (Aart) Hendriks Niet beschikbaar
M.F. (Melita) van der Mersch ICMJE-formulier
Online voorschrijven wordt opnieuw gedoogd
Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Juridische vragen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Met interesse hebben wij dit artikel over online voorschrijven gelezen. Hoewel het artikel hier niet specifiek op gericht is, geldt de gerefereerde regelgeving ook voor andere situaties waarbij artsen voorschrijven zonder fysiek contact met patiënten te hebben. In onze regio’s wordt medicatie voorgeschreven door gynaecologen tijdens een patiëntbespreking met verloskundigen, zonder dat deze patiënt wordt gezien door de arts. Het afstemmen van zorgpaden in het begin van de zwangerschap wordt binnen onze Verloskundig Samenwerkingsverbanden (VSV’s) gedaan via patiëntbesprekingen, zoals beschreven in de Integrale Zorgstandaard.1 Tijdens deze besprekingen wordt regelmatig ook medicatie voorgeschreven bij patiënten die verder een zorgpad in de 1e lijn hebben.              
Wij weten niet hoe dit in andere VSV’s wordt ingevuld, maar wij denken dat dit een gebruikelijke gang van zaken is. De medische voorgeschiedenis wordt door de verloskundige uitgevraagd, er wordt een MDO verslag naar de huisarts gestuurd en er is een VSV-brede patiëntenfolder voor veelvoorkomende medicatie beschikbaar. Zo nodig is er overleg met de huisarts. Wij denken dat de kwaliteit van zorg en medicatieveiligheid hiermee gewaarborgd is en er efficiënte zorg wordt geleverd.      
Een veelvoorkomend voorbeeld van zulke medicatie is aspirine, voorgeschreven bij vrouwen met een matig of sterk verhoogd risico op pre-eclampsie of foetale groeirestrictie. Bij screening met de NICE criteria (zoals aanbevolen door de NVOG) valt 8,2 tot 10,3% van de zwangeren binnen de doelgroep.2-4 Bij het gebruik van andere screeningcriteria valt het gebruik van aspirine nog hoger uit.5 Een groot deel van deze vrouwen heeft geen indicatie voor tweedelijns prenatale zorg. Inventarisatie op Twitter liet zien dat huisartsen niet graag deze medicatie op verzoek van een gynaecoloog voorschrijven (https://twitter.com/vollebergh/status/1626624297241350144?s=48&t=gfAcQDNUAKei7TuIHD59zw) Een consult om medicatie voor te schrijven voegt niets toe aan de veiligheid, terwijl wel de zorgkosten hiermee omhoog gaan. Ons is gebleken dat daar desondanks in veel regio’s ook voor gekozen wordt.           
De huidige werkwijze in onze regio’s voldoet aan de Geneesmiddelenwet (aangezien de arts op de hoogte is van de voorgeschiedenis), maar is niet toegestaan binnen de huidige KNMG richtlijn. Wij hopen dat de KNMG bij de mogelijkheid voor een ruimere regeling ook gaat kijken naar het voorschrijven medicatie tijdens een patiëntbespreking of via een digitaal adviesconsult.

Auteursinformatie:
dr. Rob Mooij, Rivas Zorggroep, loc. Beatrixziekenhuis, Gorinchem, afdeling gynaecologie en verloskunde
drs. Jos H.A. Vollebergh, Ziekenhuis Bernhoven, Uden, afdeling gynaecologie en verloskunde

dr. Rob Mooij
drs. Jos H.A. Vollebergh
Literatuur
  1. Zorgstandaard Integrale Geboortezorg. Utrecht: College Perintale Zorg.
  2. Guy GP, Leslie K, Diaz Gomez D, et al. Implementation of routine first trimester combined screening for pre-eclampsia: a clinical effectiveness study. BJOG : an international journal of obstetrics and gynaecology 2021;128:149-56.
  3. Tan MY, Wright D, Syngelaki A, et al. Comparison of diagnostic accuracy of early screening for pre-eclampsia by NICE guidelines and a method combining maternal factors and biomarkers: results of SPREE. Ultrasound in obstetrics & gynecology : the official journal of the International Society of Ultrasound in Obstetrics and Gynecology 2018;51:743-50.
  4. Hypertensieve aandoeningen in de zwangerschap, module acetylsalicylzuur pre-eclampsie zwangerschap. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie; 2018.
  5. van Montfort P, Scheepers HCJ, van Dooren IMA, et al. Low-dose-aspirin usage among women with an increased preeclampsia risk: A prospective cohort study. Acta obstetricia et gynecologica Scandinavica 2020;99:875-83.