De eerste decenniën van de negentiende eeuw bestonden reeds alom in den lande gast- en ziekenhuizen waar op kosten van de overheid behoeftige patiënten konden worden opgenomen en behandeld. Zieken uit de meer gegoede klassen werden thuis verpleegd. Het is in ons land de Groningse hoogleraar Pieter Hendriksz. (1779-1845) geweest die – zoals zijn zoon in 1856 aan C.S.Holtrop meedeelde – naar analogie van ontwikkelingen in het buitenland de aandacht vroeg voor ‘particuliere genees- en heelkundige inrigtingen, ook voor de patiënten van den zoogenaamden gegoeden stand, ten doel hebbende: om aan lijders met ingewikkelde of verouderde kwalen, met aangeboren gebreken en vormafwijkingen behebt, al die hulpmiddelen, die onafgebroken zorg en onmiddellijk toezigt bij dag en nacht aan te bieden, die zij meestal zo dringend behoeven’.1
Door vooruitgang in de medische wetenschappen konden de ‘geachtste en beroemdste geneesheren’ reeds de grootste voorstanders zijn geworden van de hospitaalbehandeling, meende Hendriksz en…
Reacties