Thomas Willis wordt in 1621 geboren te Great Bedwyn in het Engelse graafschap Wiltshire; zijn vader is daar rentmeester.
Op zijn 16e gaat hij studeren in Oxford, waarbij hij in zijn onderhoud voorziet als huisbediende.1,2 In 1642 breekt oorlog uit tussen koning Karel I en het door puriteinen gedomineerde parlement; de republikeinen trekken op naar het royalistische Oxford. Willis verlegt zijn studie, aanvankelijk theologie en filosofie, naar geneeskunde. Als zijn vader en stiefmoeder bij een tyfusepidemie bezwijken, krijgt hij tijdelijk de verantwoording voor 6 broers en zussen. Intussen wordt de belegerde stad steeds meer geteisterd door ziekte en gebrek; de universiteit functioneert vrijwel niet meer. In 1646 valt Oxford; de koning vlucht met zijn gevolg, Willis duikt een tijdje onder. Als hij met enig geluk de artsentitel verkrijgt, gaat hij op plattelandsmarkten praktijk houden.3 Daar komen mensen om urine van zieke familieleden te laten schouwen (‘pisse-prophet’).
Willis beseft…
Reacties