Sinds de introductie van het screeningsonderzoek naar mammacarcinoom, in Nederland vanaf 1990, heeft er altijd een controverse bestaan over de mate van effectiviteit van een dergelijk bevolkingsonderzoek.1 Vooral de beoogde afname van de mortaliteit wordt regelmatig in twijfel getrokken. Mede gezien het feit dat de kosten van borstkankerscreening in Nederland jaarlijks circa 40 miljoen euro bedragen, is het zinvol dat over de effectiviteit van het programma duidelijkheid wordt verschaft.
Eén van de uitgangspunten van het screeningsonderzoek naar mammacarcinoom is dat door middel van vroegtijdige opsporing van borstkanker, vrouwen in een eerder ziektestadium behandeld kunnen worden, waarbij de kans op curatie groter is. De prognose voor de patiënt zal verbeteren en de met de borstkanker samenhangende sterfte zal afnemen. Een ander potentieel voordeel van het bevolkingsonderzoek is dat door vroegtijdige opsporing de tumor ten tijde van de diagnose mogelijk kleiner is, waardoor meer patiënten met borstsparende chirurgie kunnen worden behandeld…
Reacties