Artsenorganisatie KNMG durft de Euthanasiewet strikter uit te leggen dan de wetgever had bedoeld en lapt de ‘jurisprudentie’ van de toetsingscommissies voor euthanasie aan haar laars. Zo luidt, kort en krachtig, de kritiek van Legemaate elders in dit tijdschrift op het standpunt van de KNMG over de betekenis die artsen moeten toekennen aan schriftelijke wilsverklaringen in situaties waarin de patiënt niet meer in staat is tegenover de consulent uiting te geven aan een verzoek om levensbeëindiging.1
De KNMG is namelijk van oordeel dat de consulent – veelal een SCEN-arts (SCEN staat voor het programma ‘Steun en consultatie bij euthanasie in Nederland’) – met de patiënt verbaal of non-verbaal moet kunnen communiceren om te kunnen beoordelen of is voldaan aan de zorgvuldigheidseisen, zoals neergelegd in de Euthanasiewet.2 Volgens deze eisen moet de arts er onder andere van overtuigd zijn dat sprake is van een weloverwogen verzoek en van ondraaglijk…
Reacties