Samenvatting
Doel
Inventariseren (a) hoe en wanneer vrouwelijke arts-hoogleraren waren benoemd, (b) hoe zij hun werk combineerden met een eventueel gezin, (c) welke veranderingen in de gezondheidszorg arts-hoogleraren verwachtten als gevolg van het toenemende aantal vrouwelijke artsen en (d) welke veranderingen zij voor hun opvolgers wensten.
Opzet
Beschrijvend.
Methode
Met een schriftelijke enquête werden gegevens verkregen van de vrouwelijke arts-hoogleraren die op 1 januari 2003 in Nederland werkzaam waren (n = 43) en van evenveel mannelijke arts-hoogleraren die gematcht waren wat betreft leeftijd en vakgebied.
Resultaten
Antwoorden werden gestuurd door 39 vrouwen en 39 mannen (respons: 91). De vrouwen waren vaker aangesteld na een gesloten sollicitatieprocedure (69 versus 51). Tweevijfde van de vrouwen had een deeltijdaanstelling als hoogleraar, maar zij werkten tenminste 45 h per week. Vrouwen waren meer in onderwijs- dan in benoemingscommissies aanwezig. Ten tijde van de benoeming hadden de meeste vrouwelijke hoogleraren geen kinderen (n = 16) of uitwonende kinderen (n = 7); de andere 16 (41) hadden thuiswonende kinderen, evenals 33 (85) van de mannelijke hoogleraren. Van de 23 vrouwen met kinderen was in de tijd dat de kinderen klein waren, ruim de helft tenminste 2 halve dagen per week thuis en bij enkelen zorgde de partner voltijds voor de kinderen; bij de 35 mannen met kinderen was die verhouding omgekeerd. Van zowel de moeders als de vaders was circa een kwart aanwezig bij activiteiten van thuiswonende kinderen tijdens kantoortijden, zoals een voetbaltraining of afzwemmen. De belangrijkste aanbevelingen voor de aanstelling en het functioneren van hoogleraren betroffen de structuur en de flexibiliteit van de opleiding, zorgvuldigheid bij benoemingen en mogelijkheden om in deeltijd te werken en om een gezinsleven te hebben.
Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:815-20
Reacties