Premature atherosclerose oftewel hart-vaatziekten vóór het 50e levensjaar – een arbitraire leeftijdsgrens – geldt als reden voor een grondige inventarisatie van cardiovasculaire risicofactoren bij de betrokken patiënt. Niet alle hart- en vaatziekten worden verklaard door de traditionele risicofactoren zoals hypertensie, nicotineabusus, diabetes mellitus en dyslipidemie. Daarom zoekt men ook naar minder bekende risicofactoren.
Een van die factoren is volgens sommigen het antifosfolipidesyndroom (APS). Dit syndroom wordt dan eenvoudigweg gedefinieerd als het doorgemaakt hebben van trombose (arteriële dan wel veneuze) plus herhaald vastgestelde aanwezigheid van antifosfolipideantilichamen (APLA’s) of van het lupusanticoagulans, dat is een subgroep van de APLA’s. Kritische beschouwing van de literatuur laat echter zien dat het zoeken naar een APS bij premature atherosclerose niet zinvol is: de pathofysiologische rol van APLA’s en van lupusanticoagulans staat niet vast, de vaststelling van een op deze wijze gedefinieerd APS heeft geen duidelijke prognostische betekenis en de aanwezigheid van een APS heeft geen…
Reacties