Inleiding
Het opstellen van landelijke richtlijnen voor inhoud en structuur van het artsexamen was een van de aanbevelingen uit een in opdracht van de minister van Onderwijs en Wetenschappen (O&W) in 1989 uitgevoerd beleidsgericht onderzoek naar co-assistentschappen.1 In een gezamenlijke reactie op dit rapport werden de medische faculteiten door de minister en de staatssecretaris van O&W respectievelijk Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, gewezen op hun verantwoordelijkheid voor het opstellen, het vaststellen en het toetsen van (landelijke) eindtermen voor het basisarts-curriculum. Het Discipline-Overlegorgaan Medische Wetenschappen van de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) besloot vervolgens tot de instelling van een commissie die onder meer tot taak kreeg om in overleg met de acht medische faculteiten concrete eindtermen voor de artsopleiding en landelijke richtlijnen voor een artsexamenprocedure vast te stellen.
Inmiddels waren ook in het verslag van de landelijke onderwijsvisitatie geneeskunde kanttekeningen geplaatst bij de artsexamenprocedure aan verschillende faculteiten.2 Van belang…
Reacties