Samenvatting
Er zijn verschillende sondes die bruikbaar zijn voor het toedienen van enterale voeding: neus-, gastrostomie- en jejunostomiesondes. Een neussonde wordt voornamelijk gebruikt voor kortdurende toediening van sondevoeding, een gastrostomiesonde (bij voorkeur via een percutane endoscopische gastrostomie (PEG)) voor langdurige toediening van sondevoeding (meer dan 4-6 weken), terwijl een (naaldkatheter)jejunostomiesonde meestal wordt gebruikt voor vroege enterale voeding na ingrepen aan de proximale tractus digestivus.
De meest voorkomende complicaties zijn bij de neussonde losraking, verstopping en aspiratie, bij de gastrostomiesonde peristomale infectie en bij de jejeunostomiesonde verstopping. Men dient zich bewust zijn van de risico's waaraan patiënten blootgesteld worden bij het gebruik van een voedingssonde. Bovendien blijkt een voedingssonde niet altijd effectief en is er een verschil tussen de voorgeschreven en de daadwerkelijk toegediende hoeveelheid sondevoeding. Hierdoor krijgen zelfs patiënten met een voedingssonde soms chronisch te weinig voeding.
Zorgvuldige patiëntenselectie, een juiste keuze uit de verschillende ter beschikking staande voedingssondes en een zorgvuldige controle van de toegepaste voedingstherapie zijn dan ook noodzakelijk.
Reacties