Samenvatting
Nederlandse medici hebben in de 20e eeuw belangrijke bijdragen aan de ontwikkeling van de voedingsleer geleverd. Vóór de Tweede Wereldoorlog lag de nadruk op het onderzoek naar vitaminen en op de zuigelingenvoeding, terwijl de samenstelling en verbetering van de volksvoeding een aandachtspunt werd. Schaarste aan voedingsmiddelen en nutriënten kenmerkte het voedingspatroon in ons land aan het begin van deze eeuw. Vanaf de jaren vijftig was er een omslag naar een te energierijke voeding in verhouding tot de te leveren lichaamsarbeid. Het verbeteren van de onevenwichtige nutriëntendichtheid per energie-eenheid werd een belangrijke uitdaging in de tweede helft van de 20e eeuw. Paradoxaal genoeg dreigen nu bij een krappe energie-inneming en eenzijdige voedingsgewoonten ondanks de overvloed van beschikbare etenswaren toch relatieve tekorten aan nutriënten te ontstaan met als gevolg chronische degeneratieve ziekten. Bovendien vervaagt de grens tussen voedingsmiddelen en geneesmiddelen door de opkomst van ‘farmaceutische voedingsstoffen’. Gelet op de veelheid van met voeding samenhangende pathologische afwijkingen verdient de voedingsleer een prominentere plaats in de opleiding van medici.
Reacties