Sondevoeding en keuzebeleid

Klinische praktijk
E.M.H. Mathus-Vliegen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:11-7

Met de verschuiving van de ziekenhuiszorg naar de thuiszorg wordt de huisarts in toenemende mate geconfronteerd met patiënten die sondevoeding behoeven, omdat zij niet (voldoende) kunnen, willen of mogen eten. De enige voorwaarde voor het toedienen van sondevoeding is dat de patiënten een voldoende en normaal functionerend maag-darmkanaal hebben. De bezwaren die met sondevoeding samenhingen, zoals te dikke sondes, weinig uitgebalanceerde samenstelling van de sondevoeding en ongelijkmatige toediening, zijn merendeels ondervangen: er worden thans dunne sondes (tot zelfs 1 mm in diameter), vele commerciële sondevoedingen en doseersystemen gebruikt. Sondevoeding kan derhalve ook thuis gegeven worden. Een deel van de patiënten brengt zelf de sonde in voor nachtelijke voeding.

Uitvoerig literatuuronderzoek heeft, evenals voor totale parenterale voeding, geresulteerd in richtlijnen voor het gebruik van sondevoeding.1 Sondevoeding is geïndiceerd bij patiënten met ondervoeding en met onvoldoende voedselopname gedurende 5 dagen, en bij patiënten in een normale voedingstoestand die slechts de helft…

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, afd. Maag-, Darm- en Leverziekten, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Mw.dr.E.M.H.Mathus-Vliegen, internist.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties